22655 |
drijftol |
gromdop:
gromdop (L360p Bree),
ijsdop:
iesdop (L360p Bree),
poppernel:
popernel (L360p Bree),
poͅpərneͅl (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree),
Een dop is een priktol.
pòppernêl (L360p Bree)
|
1. Een paddestoelvormige draaitol, waarvan het bovendeel gegleufd is. || Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Een drijftol (bij middel van een zweep gedreven). [ZND B1 (1940sq)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
24939 |
drijfzand |
drijfzand:
dri-jfzand (L360p Bree)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17862 |
dringen |
dringen:
dréŋen (L360p Bree),
duwen:
dywə (L360p Bree)
|
dringen [ZND m] || niet dringen ! [ZND 33 (1940)]
III-1-2
|
33413 |
drinkbak voor de kippen |
drinkbak:
dreŋkbak (L360p Bree)
|
De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c]
I-6
|
33366 |
drinkbak voor de koeien |
koetrog:
køu̯trűx (L360p Bree),
trog:
trűx (L360p Bree)
|
Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
19575 |
drinkbeker |
aarden pot:
ps: alleen de è is letterlijk omgespeld
èrdəpoͅt (L360p Bree),
bierpot:
bērpoͅt (L360p Bree, ...
L360p Bree),
drinkpot:
dreŋkpoͅt (L360p Bree),
koffiepot:
koͅfipoͅt (L360p Bree),
melkpot:
møͅlekpoͅt (L360p Bree),
pot:
bijvoorbeeld beer- (bier)
pot (L360p Bree)
|
drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20499 |
drinken |
drinken:
drenken (L360p Bree),
dreͅŋkə (L360p Bree),
dré.ŋken (L360p Bree),
lessen:
lösse (L360p Bree)
|
drinken [Willems (1885)], [ZND m], [ZND m] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34333 |
drinken bij de zeug |
zuiken:
zukǝ (L360p Bree),
zøu̯kǝ (L360p Bree)
|
Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a]
I-12
|
19574 |
drinkglas |
drinkglas:
drinkglaas
drinkglaas (L360p Bree),
glas:
glaas (L360p Bree, ...
L360p Bree),
glas (L360p Bree),
glās (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree),
kapper:
kapər (L360p Bree),
pint:
pentš (L360p Bree),
pējntš (L360p Bree),
pintje:
pentšə (L360p Bree)
|
drinkglas [RND] || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] || glas [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
bierglas:
bērglās (L360p Bree),
kapper:
kapər (L360p Bree),
kappertje:
Vèè bestöldzjen òs èè kepperke ruje wi-jn bi-j het ète
kepperke (L360p Bree),
roemer:
rumər (L360p Bree),
(wi-jn) romertje
rîêmerke (L360p Bree),
roemertje:
Vèè bestöldzjen òs allebei èè riêmerke ruje wi-jn
riêmerke (L360p Bree)
|
drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)] || klein glas, al dan niet op voet, met als inhoud kwart liter || roemertje
III-2-1
|