e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droogstaan droogstaan: (de koe) stɛi̯ drīx (Bree), drixstǭǝn (Bree), zich droogzetten: (de koe) zø̄tš sex drix (Bree) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
droogte schraal weer: šrōͅl wēͅr (Bree) droogte [ZND 33 (1940)] III-4-4
drop drop: drup (Bree), klis: klis (Bree, ... ), klisduiveltje: klisdi-jvelke (Bree) drop (kalissie) [ZND B1 (1940sq)] || drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] || kalissedropje || zoethout en drop III-2-3
dropwater kliswater: kliswater (Bree), Inne zumer moke vèè òs möt wat stèèfkes klis ein lekker fles kliswater Fr. réglisse: zoethout  kliswater (Bree) dropwater || Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] III-2-3
druifhyacint blauw druifje: Bree Wb.  blauw dri-jfke (Bree) Druifhyacint (muscari). Bloempjes dicht opeen, bijna kogelvormig. De onderste knikkend, de bovenste zacht opstaand, deze laatste meestal zonder stamper of meeldraden. De bloemen zijn blauw met een witte rand of geheel wit. In bossen en weilanden (traantje [N 92 (1982)] III-4-3
druilerig en koud weer bijzig: bi-jzig (Bree, ... ), loerweer: lōrwèr (Bree), miserabel (weer): messràbəl wēͅr (Bree), miserabel weͅr (Bree), nat (weer): nā.t (Bree), Zegsw. "Ich hauw gèè driêg of gèè naat aan mee li-jf"= ik was doornat. Weerspreuk: "Is Mei keel en naat, brèngt hèè kuren in het vaat".  naat (Bree), natsig (weer): zelfst.nw.: naatsigheid of natigheid. Opm.: deze vorm op "-sig"komt vaker voor in het Br. dialect.  naatsig (Bree), regenachtig (weer): règenechtig (Bree), schraal weer: sjroal wèèr (Bree, ... ) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [ZND m] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || nattig, vochtig || regenachtig || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] III-4-4
druiventros tros druiven: troͅs dryəvə (Bree) [ZND 33 (1940)] I-7
druk heen en weer lopen druk in de weer zijn: drèk inne wèèr zeen (Bree) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
druk praten druk kallen: drèk kalle (Bree) druk praten [stemmen] [N 87 (1981)] III-3-1
drukken drukken: drèkke (Bree) Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)] III-1-2