e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dubbelschaar van de aanaardploeg schalm: sxalm (Bree) Zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma Aanaardploeg. [N 11A, 83b; monogr.; add. uit N 12, 25] I-5
dubbeltje tien-centstuk: ps. omgespeld volgens Frings.  tīənseͅntstēͅk (Bree) dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
duif (alg.) duif: doeof (Bree), doeven hauwe ... (Bree, ... ), doeëv (Bree), douf (Bree), duf (Bree), duif (Bree), dûf (Bree), Pl. [du.ive]  duif (Bree) duif [GTRP (1980-1995)] || Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)] || Duif. [Goossens 1b (1960)], [Willems (1885)], [ZND m] || Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)] || Een duif. [ZND A2 (1940sq)] III-3-2
duif, algemeen duif: doeëv (Bree), duf (Bree), dûf (Bree) duif [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] III-4-1
duiken duiken: duiken (Bree), dûke (Bree), ent wâter düəkə (Bree), zich duiken (Bree) 1. In water duiken. || In het water duiken. [ZND 33 (1940)] III-3-2
duiker duiker: di-jker (Bree) de waterdoorgang onder een weg (duiker, heul, geul, schoor) [N 90 (1982)] III-3-1
duim duim: doum (Bree, ... ), døym (Bree), dûm (Bree), duimpje: di-jmke (Bree), scharnier: šǝrnēr (Bree) duim [N 10 (1961)] || een duim [ZND A2 (1940sq)] || een duim, (duimen) [ZND A2 (1940sq)] || Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.] II-9, III-1-1
duim, maat van 2,5 cm duim: dûm(s) (Bree) de maat die een lengte van 2 1/2 cm aangeeft [duim] [N 91 (1982)] III-4-4
duimeling duimelaar: døyjməlēͅr (Bree), duimeling: dûmeling (Bree), duimerik: døimərek (Bree) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3
duin zandheuvel: zandhiêvel (Bree) duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)] III-4-4