33196 |
duwer van de aanaardhandploeg |
grendelstaart:
greŋǝlstart (L360p Bree)
|
Zie de toelichting bij het lemma Aanaardhandploeg. [N 18, 46c]
I-5
|
23229 |
dwaallicht |
doollicht:
[sic]
dōͅəlēxt (L360p Bree)
|
Een dwaallicht (Fr. feu follet). [ZND B2 (1940sq)]
III-3-3
|
21732 |
dwangbuis |
dwangbuis:
dwangbuis (L360p Bree)
|
een op de rug sluitend jasje met lange mouwen om in razernij verkerende krankzin-nigen het gebruik van hun armen te ontnemen [dwangbuis, zotkapootje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21165 |
dwarsbalk |
biel:
biel (L360p Bree)
|
de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32912 |
dwarsbalk van de hooihark |
kop:
kǫp (L360p Bree),
rekekop:
rē̜kǝkǫp (L360p Bree)
|
De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b]
I-3
|
32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
warsbalkjes:
wē̜rs˱bɛlǝkskǝs (L360p Bree)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
19330 |
dwarsdrijven |
tegenwerken:
tiegenwerken (L360p Bree),
tegenwringen:
tiêgevringe (L360p Bree)
|
dwarsliggen; tegen iemands woorden of daden ingaan, met de bijgedachte niet mee te willen werken || Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
dwarsdrijver:
dwêrsdriever (L360p Bree),
getweernde, een -:
Zie ook: wèèrskop en wèèrserik Van dèè gedwèringe kri-jgste nûw ins nuuts geli-jk Het woord heeft te maken met getwèringd: verkeerd gedraaid
gedwèringe (L360p Bree),
tegenwringer:
tiêgevringer (L360p Bree)
|
dwarskop || iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)] || Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
33326 |
dwarsstuk van de t-vormige hoeve |
winkelhuis:
weŋkǝlhø̜̄i̯s (L360p Bree)
|
Bedoeld is het bouwdeel waarin zich het woongedeelte bevindt; dit kan eventueel ook het woongedeelte van de L-vormige bouw zijn. Zie de toelichting bij het lemma "L-vormige hoeve" (1.2.2). Vergelijk ook kaart 4 en afbeelding 4. [N 4A, 2d]
I-6
|
18802 |
dwaze streek |
gek gedaans:
gek gedoons (L360p Bree)
|
een dwaze streek [woei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|