e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een huis huren huren: here (Bree), hērən (Bree) een huis huren [ZND 27 (1938)] || huren III-2-1
een huis uitzetten uitzetten: øjt˲zętǝ (Bree) De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.] II-9
een kater hebben haarpijn hebben: hoarpi-jn höbbe (Bree) kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3
een kind op de arm dragen op de arm dragen: oppen erm drage (Bree) een kind op de arm dragen [peizen] [N 115 (2003)] III-2-2
een kring op de grond trekken een ring op de grond trekken: eine rink oppe groant trekken (Bree), eine rink oppe groond treͅkke (Bree), eine rink oppe groond trèkken (Bree) Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)] III-3-2
een kruisje geven een kruisje geven: kri-jske gève (Bree) Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)] III-3-3
een kruisje op het brood maken het brood kruisen: het bruud kri-jse (Bree) Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een kruisteken maken n kruus maake: kri-jsteike make (Bree) Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)] III-3-3
een kuil graven graven: grave (Bree, ... ) Een kuil maken (dappen, graven) [N 108 (2001)] || kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)] III-1-2
een lastig karakter hebbend moeilijk: dè¯s eine hiêl mooilike mins viêr möt òm te goan  mooilik (Bree), niet gemakkelijk: hè is neet gemekkelijk (Bree), niet mak: hè is neet mak (Bree) Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)] || lastig (ivm. karakter) III-1-4