e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gesneden vrouwelijk varken gelt: gei̯ljtj (Bree  [(zeug)]  ), kween: kwēn (Bree  [(niet gesneden - vanaf geboorte onvruchtbaar)]  ) Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.] I-12
gesp gesp: gasp (Bree, ... ), gāsp (Bree, ... ), gɛsp (Bree), b.v. bòksegasp, sjoongasp.  gasp (Bree) gesp [ZND m] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)] III-1-3
gespeend veulen gespeend veulen: gǝspint vī.lǝ (Bree) Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b] I-9
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen densleger: denslē̜ ̞gǝr (Bree), stamperd: stampǝrt (Bree) De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b] I-6
gesteven voorstuk van een overhemd borstenhemd: boͅrstəhemə (Bree), borststuk: boͅrststek (Bree) voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)] III-1-3
gestreepte broek streepjesboks: straepkəsboks (Bree), strēͅipkəsboks (Bree) broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)] III-1-3
getalzijde van een geldstuk munt: munt (Bree) De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)] III-3-2
getob; tobben gemartel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gemartel (Bree), gesukkel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gesiggel (Bree), zorgen, de -: de zörg (Bree) gemartel [ZND 01 (1922)] || het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)] III-1-4
getrouwde vrouw getrouwd wijf: gətraowt wéjf (Bree) getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND] III-2-2
getuige bruidsgespeel: bry(3)̄ts˃gəspēͅl (Bree), getuige: getuige (Bree, ... ) de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)] || getuige van de bruid [ZND m] || iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)] III-2-2, III-3-1