34309 |
gesneden vrouwelijk varken |
gelt:
gei̯ljtj (L360p Bree
[(zeug)]
),
kween:
kwēn (L360p Bree
[(niet gesneden - vanaf geboorte onvruchtbaar)]
)
|
Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
gasp (L360p Bree, ...
L360p Bree),
gāsp (L360p Bree, ...
L360p Bree),
gɛsp (L360p Bree),
b.v. bòksegasp, sjoongasp.
gasp (L360p Bree)
|
gesp [ZND m] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33761 |
gespeend veulen |
gespeend veulen:
gǝspint vī.lǝ (L360p Bree)
|
Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b]
I-9
|
33428 |
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen |
densleger:
denslē̜ ̞gǝr (L360p Bree),
stamperd:
stampǝrt (L360p Bree)
|
De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b]
I-6
|
18696 |
gesteven voorstuk van een overhemd |
borstenhemd:
boͅrstəhemə (L360p Bree),
borststuk:
boͅrststek (L360p Bree)
|
voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18543 |
gestreepte broek |
streepjesboks:
straepkəsboks (L360p Bree),
strēͅipkəsboks (L360p Bree)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
munt (L360p Bree)
|
De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18828 |
getob; tobben |
gemartel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gemartel (L360p Bree),
gesukkel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gesiggel (L360p Bree),
zorgen, de -:
de zörg (L360p Bree)
|
gemartel [ZND 01 (1922)] || het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwd wijf:
gətraowt wéjf (L360p Bree)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
20369 |
getuige |
bruidsgespeel:
bry(3)̄ts˃gəspēͅl (L360p Bree),
getuige:
getuige (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)] || getuige van de bruid [ZND m] || iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)]
III-2-2, III-3-1
|