e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
god de vader god de vader: god de vader (Bree) God de Vader. [N 96D (1989)] III-3-3
godslasteren godslasteren: godslasteren (Bree) Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)] III-3-3
godslastering godslastering: godslastering (Bree) Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)] III-3-3
goed liggen goed liggen: goed liggen (Bree), goed zitten: goed zitten (Bree) Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51] I-11
goed luisteren goed luisteren: good loesteren (Bree, ... ), goot lwosteren (Bree) goed luisteren [ZND 30 (1939)] III-1-1
goed uit de weg kunnend vlot: vlǫt (Bree) Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d] I-9
goede vrijdag goede vrijdag: goje vri-jdig (Bree) De vrijdag in de week vóór Pasen, Goede vrijdag [Kaarvriediech]. [N 96C (1989)] III-3-3
goede week goede week: gooj wèèk (Bree) De week vóór Pasen [gooj week, kaarwèch]. [N 96C (1989)] III-3-3
goede- opbrengst geven opbrengen: ǫbreŋǝ (Bree) Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39] I-4
goedheid goedigheid: Det minske is de gotigheid in persuun  gotigheid (Bree) goedheid III-1-4