e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haksel haksel: hɛksǝl (Bree), kepsel: kɛpsǝl (Bree) Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.] I-4
halen halen: halen (Bree), halə (Bree) halen: Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)] III-1-2
halen en betalen ontvangen: ps. omgespeld volgens Frings.  ōntvaŋə (Bree) Halen en betalen wat men gekocht heeft [ik moet gaan ontvangen?] [N 21 (1963)] III-3-1
half- of stiefbroer stiefbroer: steefbroor (Bree) De zoon van de tweede man of vrouw van je vader of moeder (stiefbroer) [N 115 (2003)] III-2-2
half- of stiefzuster stiefzuster: steefzuster (Bree) De dochter van de tweede man of vrouw van je vader of moeder (stiefzuster) [N 115 (2003)] III-2-2
half-cirkelvormig raam halfmaan: hau̯fmǭn (Bree), halve venster: hau̯f˲ venstǝr (Bree) Een raam in de vorm van een halve cirkel met de rechte zijde aan de onderkant, meestal aan stallen. Het benoemingsmotief van de benamingen is meestal de vorm van de raampjes, soms zijn ze naar andere raampjes genoemd die dezelfde vorm hebben (van de oven of van - onbeglaasde - ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie o.a. het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). [N 4, 51; N 4A, 38a] I-6
halfbloed halfbloed: hau̯fblōt (Bree) Koe van gedeeltelijk bekende afstamming. Bedoeld wordt de koe waarvan één der ouders onbekend is - dit betreft meestal de vader - of waarvan één der ouders niet is opgenomen in het stamboek. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1).' [N 3A, 3b] I-11
halfhemd sop: [sic]  šōp (Bree), wit overhemd: wet ivərhemə (Bree), zeverlap: zeͅivərlāp (Bree) halfhemd, kort overhemd of los linnen borststuk dat onder de halsopeningen van het vest wordt gedragen [frontj] [N 23 (1964)] III-1-3
halfhoge knoopschoen? knoopjesschoen: knēͅipkəšōn (Bree) damesschoenen, halfhoge ~ met knopen opzij [leerskes] [N 24 (1964)] III-1-3
halfsteensverband halfsteensverband: hawfstęjns˲vǝrbant (Bree) Metselverband dat doorgaans wordt toegepast bij halfsteensmuren. Het bestaat uitsluitend uit strekkenlagen. De kopvoegen van een laag bevinden zich midden boven de strekken van de onderliggende laag. Zie ook afb. 34. ø̄In dit verband is de steen op zijnen platte kant en volgens zijne lengte gelegd, zoodat aan het buitenvlak van den muur enkel de streksche kant te zien isø̄ (Van Keirsbilck, pag. 400). [N 31, 24a; monogr.] II-9