21129 |
herenfiets |
mannenfiets:
mannefiets (L360p Bree),
mannenvelo:
mannevelo (L360p Bree)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
24894 |
herfst, najaar |
herfst:
hèərefst (L360p Bree),
uitersgang:
ûtersjank (L360p Bree)
|
herfst [ZND m] || het derde van de vier jaargetijden, de tijd tussen zomer en winter [bamis, bamistijd, natijd, uitgang] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25151 |
herfstdraden |
herfstdraden:
hörfstdrèèj (L360p Bree),
spinnengeweef:
spenəgəwèf (L360p Bree)
|
herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24877 |
herik |
herik:
hē̜rek (L360p Bree),
hē̜rǝk (L360p Bree),
-
hèrik (L360p Bree),
hering:
hē̜reŋ (L360p Bree),
de e v/h franse père
hèring (L360p Bree)
|
herik (Sinapis arvensis L.) [DC 43 (1968)] || Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.]
I-5, III-4-3
|
34145 |
herkauwen |
neringen:
nēreŋǝ (L360p Bree),
nēreŋǝn (L360p Bree)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
17779 |
hersenen |
hersens:
hirsen (L360p Bree)
|
de hersenen [ZND m]
III-1-1
|
24321 |
hert, ree |
hert:
hert (L360p Bree),
ree:
rii (L360p Bree)
|
hert [Willems (1885)] || ree [ZND m]
III-4-2
|
20322 |
het einde van zijn leven |
het einde van zijn leven:
’t einde van zien leven (L360p Bree),
het end van zijn leven:
ət ən van zej léévə (L360p Bree)
|
op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|
19647 |
het gras maaien |
(het) gras maaien:
t graas mejje (L360p Bree),
ət grās mēͅjə (L360p Bree)
|
het gras afmaaien [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
32952 |
het hooi is binnen |
is binnen:
es˱ benǝ (L360p Bree)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|