| 23514 |
jaargetijde |
jaarmis:
jōͅrmøͅs (L360p Bree)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 21851 |
jaarmarkt |
jaarmarkt:
joarmerret (L360p Bree)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 34074 |
jaarring |
jaarring:
jǭreŋk (L360p Bree),
ring:
reŋ (L360p Bree)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
| 18705 |
jacquetjak |
bolero (<fr.):
boͅlero (L360p Bree)
|
jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
šāket (L360p Bree),
žakət (L360p Bree)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18259 |
jak |
jacquet (<fr.):
sekèt (L360p Bree),
jak:
jak (L360p Bree, ...
L360p Bree),
jāk (L360p Bree),
jakje:
jekske (L360p Bree),
verkl. voor jak.
jekske (L360p Bree),
kazavek:
kažəveͅk (L360p Bree),
kāžəveͅk (L360p Bree, ...
L360p Bree),
kazavekje:
kazzevekske (L360p Bree),
kazzevekske, kezzevekske (L360p Bree)
|
damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || licht jakje met mouwen; kort jasvormig getailleerd colbert || vrij loszittend en tot in de heupen reikend vrouwelijk kledingstuk || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] || vrouwenjak, lang ~ [kapoot, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18996 |
jaloers |
jaloers:
zjaloers zeen (L360p Bree),
zjeloers (L360p Bree),
det waas zuu fi-jn, echt òm zjaloers op te wère
zjaloers (L360p Bree),
ook materiaal znd 27, 44
sjaloersch (L360p Bree)
|
afgunstig, jaloers || een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] || jaloers [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 20548 |
jam |
confituur:
konfituur (L360p Bree)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 19039 |
jammer |
jammer:
⁄t is joamer (L360p Bree),
zonde:
⁄t is zin (L360p Bree)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
| 19927 |
janken |
janken:
Bree Wb.
janke (L360p Bree)
|
Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|