18638 |
kamizool |
kamizool (<fr.):
betekenis: borstrok voor mannen die van voren met dubbele rij knopen sluit
kaməzoͅl (L360p Bree),
betekenis: gebreid onderlijfje dat onder het hemd wordt gedragen
kaməzōͅl (L360p Bree),
betekenis: jak(je)
kamizoal (L360p Bree)
|
kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18724 |
kammen |
kammen:
kammen (L360p Bree, ...
L360p Bree),
kemə (L360p Bree),
kɛm (L360p Bree)
|
De tanden van het aswiel in wind- en watermolen. De tanden van het aswiel zijn in het algemeen vervaardigd van een harde of taaie houtsoort. Verscheidene zegslieden vermelden dan ook het gebruik van beukehout. In de meeste watermolens was het (houten) rondsel aan het uiteinde van het staakijzer meestal vervangen door een (metalen) kamwiel. De benamingen voor de tanden van dit kamwiel zijn eveneens hieronder opgenomen. Zie ook het lemma ɛstavenɛ.' [N O, 11l; Vds 91; Vds 92; Jan 101; Coe 80; Coe 83; Grof 106; A 42A, 12] || kammen [ZND 27 (1938)], [ZND m] || kammen (ww.) [ZND A1 (1940sq)]
II-3, III-1-3
|
26292 |
kammen vegen |
vegen:
vę̄gǝ (L360p Bree)
|
De hoeken van uitgesleten kammen en staven bijwerken. Het vegen gebeurt volgens de invullers uit Q 162 en Q 241 met een beitel. [Jan 112; Coe 86]
II-3
|
22336 |
kampen |
kampen:
kampə (L360p Bree)
|
Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21173 |
kanaal |
kanaal:
canàl (L360p Bree),
kanaal (L360p Bree),
kenaal (L360p Bree),
vaart:
ən vārt (L360p Bree)
|
een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)] || een vaart [ZND A1 (1940sq)] || kanaal [ZND m]
III-3-1
|
20599 |
kandeel |
glhwein (du.):
glühwi-jn (L360p Bree)
|
kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23431 |
kandelaar op het altaar |
kandelaar:
kandəlēͅrs (L360p Bree)
|
De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20625 |
kandijsuiker |
borstsuiker:
borstsòkker (L360p Bree),
botsòkker (L360p Bree)
|
kandijsuiker in gestampte klompjes
III-2-3
|
20836 |
kaneel |
kaneel:
Eè stèèfke keniêl bi-j de père doon
keniêl (L360p Bree)
|
kaneel
III-2-3
|
19109 |
kans |
kans:
kans (L360p Bree, ...
L360p Bree),
ruimte:
ri-jmte (L360p Bree)
|
De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] || kans, mogelijkheid
III-1-4, III-3-2
|