23273 |
kazuifel |
kazuifel:
ein kaziefel (L360p Bree),
kazifəl (L360p Bree),
kazuifel (L360p Bree)
|
Een kazuifel (misgewaad; de uitspraak juist weergeven). [ZND 36 (1941)] || Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33781 |
keel |
keel:
kē̜.l (L360p Bree),
keelgat:
kē̜lgāt (L360p Bree)
|
Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29]
I-9
|
17628 |
keel, strot |
keel:
kèèl (L360p Bree),
strot:
stru:ət (L360p Bree),
struut (L360p Bree)
|
keel [N 10b (1961)] || strot [N 10b (1961)], [RND]
III-1-1
|
17686 |
keelgat |
keelgat:
kēͅlgat (L360p Bree),
keelsgat:
kèèlsgaat (L360p Bree)
|
keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33934 |
keelketting, keelriem |
sluitriem:
slȳǝtrēm (L360p Bree)
|
De ketting of riem die onder de keel of kaken van het paard doorloopt en de twee uiteinden van de kopriem verbindt. [JG 1a; N 13, 26]
I-10
|
18070 |
keelpijn |
keelpijn:
kɛ.əlpin (L360p Bree)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|
32739 |
keerstrook, wendakker |
voordel:
vīǝ.rǝl (L360p Bree),
meervoud
vīrǝls (L360p Bree),
voorling:
vīǝ.rleŋ (L360p Bree)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
19926 |
keffen |
keffen:
keffen (L360p Bree, ...
L360p Bree),
kèfen (L360p Bree, ...
L360p Bree),
Bree Wb.
keffe (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
Hoe noemt u hoog en snel blaffen, vooral van kleine honden (keffen, kneffen) [N 83 (1981)] || keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
22790 |
kegel |
kegel:
keigel (L360p Bree),
Reg. ww. keigele en samenst. keigelbaan.
keigel (L360p Bree)
|
1. Kegel. || Kegel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22497 |
kegelbaan |
kegelbaan:
Sub keigel: 1. Kegel. Reg. ww. keigele en samenst. keigelbaan.
keigelbaan (L360p Bree)
|
Kegelbaan.
III-3-2
|