e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kinds dement: dement zeen (Bree), kinds: kinds (Bree, ... ) door hoge ouderdom zwak van geest [suffig, kinds, simpel] [N 85 (1981)] || door hoge ouderdom zwak van geest, geheugenloos [kinds, simpel] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] || kinds [ZND 11 (1925)] III-2-2
kindsgedeelte kindsgedeelte: kinsgedéíḷṭen (Bree) Kindsgedeelte. [ZND m] III-3-1
kinketting kinketting: kenkęteŋ (Bree), kinkettinkje: kenkø̜teŋskǝ (Bree) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kinkhoest kiekhoest: kejkhōst (Bree) kinkhoest [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
kinnebak kinnebak: kinnebak (Bree, ... ) Een kinnebak: kaakbeenderen (kinnebak, kinnebakkes, geschaar) [N 106 (2001)] || kinnebak [N 10b (1961)] III-1-1
kip van broedsheid genezen broedheks vastzetten: brēi̯hęks vastzøtǝ (Bree) In vraag N 19, 59 werd gevraagd naar de termen voor een kip van broedsheid genezen door ze in een emmer water te stoppen met haar achterste. Een aantal antwoorden wijst op deze methode. Maar er is ook een aantal respondenten dat deze methode niet kent of vermeldt dat deze manier van handelen niet helpt. De broedse kip afzonderen en vastzetten is een alternatief (L 159a (Middelaar), 268 (Velden), 295 (Baarlo), 318b (Tungelroy), 374 (Thorn), P 107a (Rummen)). De informant van L 320a (Ell) adviseert de broedse kip in afzondering sterk eiwitrijk voedsel te voeren. En volgens de informant van Q 121c (Bleijerheide) is een beter middel dan in het water stoppen de kip vier dagen in een rek aan de wand te hangen. [N 19, 59] I-12
kipkap kipkap: Syst. Frings mnl.  kepkap (Bree) Kleine blokjes vlees, gesneden uit hart, nieren en ander binnenvlees (kipkap, kluisters?) [N 16 (1962)] III-2-3
kippen hennen: henǝ (Bree), henǝn (Bree), hinǝn (Bree), hɛnǝ (Bree), kiekens: kīkǝs (Bree) De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.] I-12
kippen -kinderwoord hennetjes: henkǝs (Bree), kiekjes: kikskǝs (Bree), tietjes: titǝkǝs (Bree), tītjǝs (Bree), tītǝkǝs (Bree) [N 19, 38; monogr.] I-12
kippen -werkwoord kippen: kepǝ (Bree), uitkomen: ūi̯.tko.mǝ (Bree) De eierschaal doorprikken, zich uit de eierschaal bevrijden, gezegd van kuikens in het ei. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12