e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleppen trumpen: trimpe (Bree) Vóór de kerkdienst de kleinste klok luiden met korte slagen, anders gezegd: korte slagen geven met de kleinste klok [trumpe, kleppe, pimpe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kletsen babbelen: Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.  babbele (Bree), babele (Bree), kletsen: kletsen (Bree), muilen: Van Dale: muilen, (gew.) morren, pruilen.  m"ulə (Bree), moelen (Bree), moeuilen (Bree), parleien (<fr.): parleien (Bree), wauwelen: Van Dale: wauwelen, 1. 1. (inform.) kletsen, vervelend praten; -2. (gew.) kauwen, knabbelen; -3. (gew.) treuzelen, leuteren.  wauwele (Bree), zeveren: h(tm) z(tm)ivərt (Bree), hè zeivert (Bree) Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)] || kletsen [ZND m] || parlesanten; geef de dialectvorm van dit woord op indien het bestaat; wat betekent het ? [ZND 40 (1942)] || praten over dingen van weinig belang [zwetsen, kletsen, snateren, klappen, snabbelen, wauwelen, teuten, kebbelen] [N 87 (1981)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] || zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)] III-3-1
kletsen [onnozele praat vertellen] leugen: lieges (Bree), onnozele kal vertellen: hè vertelt onniezele kal (Bree), onnozele praat vertellen: hèe vertelt onniezele praot (Bree) Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)] III-3-1
kletsoor klatsoor: kladzūi̯ǝr (Bree), kletsoor: klętsȳr (Bree) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kletswijf kletswijf: kletsweif (Bree), kwek: Van Dale: kwek, I. iem. die kwekt, kletskous; - II. (gew.) kwak.  kwèèk (Bree) een vrouw die veel babbelt [klappei, kwek, kommeer, blameer, viswijf] [N 87 (1981)] || Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] III-3-1
kleurx kleur: klēͅr (Bree, ... ), kleͅr (Bree, ... ), klèr (Bree, ... ), klèèr (Bree), ps. boven de ‰ staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  klēr (Bree, ... ) kleur [DC 42B (1967)], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
klezoor een kwart: ęj kwārt (Bree) Het vierde deel van een metselsteen. Een klezoor kan door de metselaar worden gemaakt door met de troffel een deel van een metselsteen af te slaan. Daarnaast worden klezoren ook in het juiste formaat door steenfabrieken vervaardigd. Ze dienen tot het verkrijgen van een deugdelijk metselverband. [N 31, 19c; monogr.] II-8
klierziekte klieren: De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.  kleeren (Bree, ... ), kleren (Bree) hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] III-1-2
klieven klieven: kleve (Bree), klēvǝ (Bree), scheiden: sjeije (Bree), splitsen: splitse (Bree) Hout met een beitel of bijl in de lengterichting doorhakken, zodat het splijt. Zie ook het lemma ɛklievenɛ in de paragraaf over de kuipersvaktaal. Het betreft daar het klieven van stukken boomstam tot duigen.' [N 37, 8; N 50, 15a; N 75, 134a; monogr.] || klieven: Vaneen scheiden (klieven, kloven). [N 84 (1981)] || Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)] II-12, III-1-2
klikspaan kletskous: kletskous (Bree), verrader: verraojer (Bree) klikspaan; Iemand die daar een gewoonte van maakt is een ...... [DC 48 (1973)] III-3-1