34260 |
klomp boter |
wek:
wē̜i̯k (L360p Bree
[(5 kilo boter waarmee men naar de markt ging)]
)
|
Bepaalde hoeveelheid die gehanteerd werd om boter te verkopen. [Ge 22, 87; N 12, 62 add.; monogr.]
I-11
|
18245 |
klompschoen |
galoche (fr.):
Fr. galoche.
galosj (L360p Bree),
klompschoen:
klómpsjoon (L360p Bree),
paver?:
pavərs (L360p Bree)
|
klompschoen || klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32449 |
klompspijkertje |
klompennageltje:
klompǝnē̜gǝlkǝ (L360p Bree),
tripnageltje:
trepnē̜gǝlkǝ (L360p Bree)
|
Kort spijkertje met brede, platte kop waarmee de klompenriem aan de klomp wordt vastgemaakt. [N 97, 144; monogr.]
II-12
|
20531 |
klonteren |
klonteren:
klontere (L360p Bree),
koeken:
koke (L360p Bree)
|
klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23281 |
klooster |
klooster:
klūstər (L360p Bree)
|
Een klooster. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|
29812 |
kloostermop |
rekemse brik:
rē̜kǝmsǝ brek (L360p Bree)
|
Oude gebakken metselsteen, groter dan de normale baksteen. Coopman (pag. 65) noemt deze steensoort ɛreuzenmopɛ en merkt erover op: ø̄̄werden vroeger in N.-Nederl. gebakken voor groote gebouwen. Heden niet meer. In vorige eeuwen waren zij 30, soms 40 duim lang. - In Vlaanderen noemde men en noemt men heden nog dergelijke maar kleinere steenen ɛkloostermoefenɛ.ø̄̄' [N 30, 53a; monogr.]
II-8
|
23280 |
kloosterorde |
orde:
ein strang orde (L360p Bree, ...
L360p Bree),
ein streng orde (L360p Bree),
ən streng ordə (L360p Bree)
|
Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
19405 |
klopper, garde |
klopper:
klopper (L360p Bree),
kwispel:
kwispel (L360p Bree)
|
een uit ontschorste tenen van berkenhout bijeengebonden soort borstel om in deeg, stijfsel enz. te roeren || Keukeninstrument voor b.v. het kloppen van room of eieren bestaande uit een aantal lusvormige draden die in een handgreep samenkomen (klopper, garde) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
25030 |
klotsen van vloeistoffen |
klotsen:
klótse (L360p Bree)
|
het geluid dat vloeistoffen maken bij het golven en botsen van de golven tegen elkaar of tegen een wand [klotsen, kwatsen, palsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18120 |
kloven |
kloven:
klove (L360p Bree),
klyvə (L360p Bree)
|
kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|