e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koolrabisoep reubensoep: rebesop (Bree), Syst. Frings  rēbəsōͅp (Bree), Syst. Wbk. van Bree  rebesoep (Bree) Rapensoep (reubesop) [N 16 (1962)] || soep met raapkool als hoofdbestanddeel III-2-3
koolzaad sloorzaad: slű̄ǝrzǭt (Bree) Brassica napus L. subsp. oleifera. Naam voor het zaad en voor het hele gewas: een koolsoort die alleen om het oliehoudend zaad wordt geteeld. Het heeft felgele bloemen in de zomer. Vroeger werd het gemaaid en gedorst en werd het zaad geslagen om "smout" te verkrijgen. Vergelijk aflevering II.3, Molenaar, paragraaf Oliemolen, blz. 165-166. Vergelijk ook het lemma Koolraap: de soort gekweekt om de knol. Bij vliegop wordt opgegeven dat het een variëteit van koolzaad is; bij spoorzaad dat het als groenvoer wordt gebruikt. [JG 1a, 1b, 2b; monogr.] I-5
koolzaadolie smout: smau̯.t (Bree) De olie die uit koolzaad wordt geslagen. Al sinds lang gebeurt dit olieslaan uit kool-, raap- en lijnzaad niet meer op de boerderij, maar industrieel. In Limburg is smout de gebruikelijke term voor koolzaadolie; de idiotica en het WNT zijn wat ruimer: ook voor lijnzaadolie en zelfs voor plantaardige olie in het algemeen vindt men er de benaming ɛsmoutɛ, maar in het Truierlands heeft smout ook een zeer algemene betekenis, ook smeerolie wordt eronder verstaan. Bij raapsmout wordt, in Q 9 maar ook elders, uitdrukkelijk opgegeven: "ook koolzaadolie". [JG 1a, 1b; monogr.] I-5
kooplustig koopachtig: koopachtig (Bree) graag kopend, kooplustig [greeg, koopachtig] [N 89 (1982)] III-3-1
kooplustige vrouw opmaakster: opmaakster (Bree) een vrouw die niet zuinig is [maakop, konkel] [N 89 (1982)] III-3-1
kooppenning godsgeld: godsgeld (Bree), handgeld: handgeldsj (Bree) het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)] || Hoe noemt men bij u de kooppenning (gegeven als bewijs dat een koop gesloten is)? [ZND 17 (1935)] III-3-1
koopwaar waar: waar (Bree) die goederen die gekocht en verkocht kunnen worden [waar, koopwaar, spul, marchandise, kramerij, artikel] [N 89 (1982)] III-3-1
koor koor: de koer (Bree), op’t koer (Bree), ’t koer van ein kēͅrk (Bree), oe lang  ’tt koer van ein kēͅrk (Bree) Het (of de?) koor van de kerk. [ZND 28 (1938)] III-3-3
koorhemd koorhemd: kuurhimme (Bree) Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koorkap koorkap: kuurkap (Bree) De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)] III-3-3