e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koster koster: de keuster (Bree), køͅstər (Bree), kɛstər (Bree) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3
kosteres kosterin: køͅstəren (Bree) Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kostganger kostganger: kostge(g)er (Bree), kostgenger (Bree, ... ) een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)] III-3-1
kostschool kostschool: kostschaul (Bree), kostsjoal (Bree), pensionaat (<fr.): pensionaat (Bree, ... ) kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kèrmenāj (Bree), kɛrbə’nāiə (Bree), onmiddelijk bereid nadat het varken geslacht is uit spek en andere stukjes vlees, gestoofd in eigen vet  kermenaai (Bree), Syst. Frings onz.  kɛrmənāi̯ə (Bree), Syst. Wbk. van Bree  kermenaai (Bree), kotelet: koͅrtə’leͅtə (Bree), Fr. côtelette  kortelöt (Bree) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] || gebraden varkensrib (karbonade) [ZND m] || karbonaden [Goossens 1b (1960)] || karmonade || kotelet || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koud, mistig en somber weer dampig (weer): dempex wēͅr (Bree), dimpig wèr (Bree), dampige lucht: dempegə loͅxt (Bree), dompig (weer): dómpig (Bree), dəmpex (Bree), gedauwd: geduitsj (Bree), heiig: heijəx (Bree), het (weer) staat te loeren: het wèèr steit te lore (Bree), mistig (weer): mestex wēͅr (Bree), mistig (Bree), mistig wēͅr (Bree), mottig (weer): mottig wèèr (Bree, ... ), moͅtex wèr (Bree) koud en mistig, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] || mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistig, nevelig || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4
koude drukte maken veel beschaar maken: veel beschaar maken iever ein zaak (Bree), veel kal maken: veel kal maken iever ein zaak (Bree) veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)] III-1-4
koude mist koude damp: kawəndəmp (Bree) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs bijs: mv.: b‰.sen  bē.s (Bree), noorderwind: nūndərwendš (Bree) bies, koude wind [ZND m] || koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
koudvuur koudvuur: kaudveer (Bree), koudzeer: kaudzeer (Bree) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2