e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lampenpit wiek: week (Bree), wēk (Bree, ... ), in ein petrollamp  week (Bree) De katoenen lampenpit in een petroleumlamp of in een kaars || De lampepit (ook wiek geheeten; Fr. mèche) [ZND 17 (1935)] || lampepit [ZND 01 (1922)] || lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)] III-2-1
lancet lancet: lansöt (Bree) Lancet: plat mesje met fijne punt en zeer scherpe snede, in de chirurgie gebruikt (vlim, lancet, scherp mesje). [N 107 (2001)] III-1-2
land land: land (Bree), lant (Bree) land [ZND 29 (1938)] III-3-1
landerijen land: lant (Bree), veld: vɛlx (Bree) Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.] I-8
landrol wel: wɛl (Bree) De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2
landstreek landstreek: landstriêk (Bree), streek: striêk (Bree), strīk (Bree) landstreek, gebied dat door bijv. tradities, landschap, taal enz een zekere eenheid vormt [contrei, streek, strom] [N 81 (1980)] || streek [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
lang leven lang leven: znd 30, 15;  lang lèven (Bree) lang leven [ZND 30 (1939)] III-2-2
lang ruw haar rond buik en uier duivelshaar: dęi̯vǝlshǭr (Bree) Eerste haar dat een veulen verliest. [N 8, 23] I-9
lang schortlint lint: lējnər (Bree), lintje: li-jntsjes (Bree) linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)] III-1-3
langbenig paard kluppel: klø̜pǝl (Bree), lang: laŋ (Bree) [N 8, 20 en 62i] I-9