e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leeuwenbek leeuwenbek: -  lieuwebek (Bree), leeuwenbekje: -  leeuwenbekje (Bree), leeuwenmuiltje: -  lievemielke (Bree), liwəmeilkə (Bree) grote leeuwebek [ZND 40 (1942)] III-4-3
leewater leewater: lē̜wātǝr (Bree) Gewrichtsontsteking bij veulens - ook bij kalveren en hoenders -, door een vochtophoping, veroorzaakt door een besmetting die bij veulens vooral via een navelwond binnendringt. [A 48A, 12c; N 8, 90m en 90n; monogr.] I-9
lege eerste koe schot: šǫt (Bree) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
leggen leggen: leggen (Bree), legə (Bree) leggen [ZND m], [ZND m] III-1-2
legnest hennennest: henǝnø̜st (Bree), legnest: lęi̯qnø̜st (Bree), nest: nø̜st (Bree), nęst (Bree) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lei lei: ein lei (Bree) Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
lei(en) lei(en): leije (Bree) Een lei, de leien op het dak van de kerk [laj, lajje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
leiden laten dekken: lǫǝtǝ dękǝ (Bree), leiden: lęi̯ǝ (Bree), lɛi̯ǝ (Bree), stieren: stērǝ (Bree) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
leien dak leien dak: lęjǝ dāk (Bree) Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.] II-9
leipan pannetje: pɛnkǝ (Bree) Gebakken dakpan in de vorm en afmeting van de natuurlijke lei. Leipannen worden gespijkerd, zij hebben geen kop- of zijsluiting en moeten daarom zo gedekt worden dat de naad tussen twee leipannen afgedekt wordt door een bovenliggende pan. [N 32, 49a] II-8