e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
medaillon hangertje: hengerke (Bree), medaille: ein gauwe medalie (Bree), ein gouwen medalie (Bree), ein guiwe medalie (Bree), medaille (Bree), medalie (Bree), Verbasterde vorm voor medalie.  bedalie (Bree) een gouden medaille [ZND 38 (1942)] || medaille [ZND m] || medaille, ereteken || rond, ovaal- of hartvormig sieraad waarin een portretje of iets dergelijks bewaard wordt [medaillon, mejonneke, boot, coulant] [N 86 (1981)] III-1-3
medelijden compassie: kōͅmpasi (Bree), kómpassie (Bree), ich wuiw det ich kòmpassie möt dich kos höbbe: tegen iemand die onterecht aan het klagen is (klage möt gezòn bein)  kòmpassie (Bree) een gevoel van smart over het leed van andere mensen [medelijden, kompassie, deernis, deer] [N 85 (1981)] || medelijden [ZND 33 (1940)] III-1-4
medicijn medicament: medikkement (Bree), medicatie: medikasie (Bree) Medicijn, geneesmiddel (geneesmiddel, medicijn, medicament, (pillen)) [N 107 (2001)] III-1-2
meegaan gaan met: mɛttix guən (Bree), Frings.  dan gūən vər meͅd ox (Bree), metixūən (Bree), meegaan met: dan guən və mɛdox mɛt (Bree) Dan gaan we met u mee. [ZND 04 (1924)] || Waar gaat ge heen, willen we met u meegaan ? [ZND 04 (1924)] III-1-2
meel havermeel: hāvǝrmę̄.l (Bree), meel: mę̄.l (Bree), mę̄l (Bree) Het gemalen, maar nog niet bewerkte graan. Het woordtype boulté, het voltooid deelwoord van het Waalse ɛboulterɛ, ɛbouleterɛ, ø̄builenø̄, duidt er mogelijkerwijs op dat het graan in de genoemde plaatsen al een bepaalde bewerking heeft ondergaan. Zie ook het lemma ɛgemalen, niet gezuiverd graanɛ in wld II.1, pag. 85.' [Wi 53; JG 1a; JG 1b; l monogr.; N O, 37b; Sche 49; Sche 55; Vds 144; Vds 145; Vds 159; Jan 151; Jan 167; Jan 242; Coe 152; Coe 217; Grof 153; Grof 176; monogr.; Vld; Jan 9; Jan 10; Jan 11; Jan 14; Coe 9; Coe 14; N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; A 42A, 36 add.; N O, 19b] II-3
meelmijt meelteek: Bree Wb.  mèèlteek (Bree), meelworm: mèlwərm (Bree) mijt die in vochtig meel leeft [N 26 (1964)] III-4-2
meelschepje meelschupper: mē̜lšø̜pǝr (Bree), schupper: šø̜pǝr (Bree) Een houten vat voorzien van een steel dat diende om droog meel te scheppen. Vergelijk de lemma''s ''graanschop, schepschop'' (6.3.13) en ''graanschep'' (6.3.15). [N 18, 9b] I-4
meelworm, larve van de meeltor meelworm: mēlwərm (Bree), Bree Wb.  mèèlwörm (Bree) meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)] III-4-2
meelzeef meelzeef: [meel]zēf (Bree), zeef: zīf (Bree), zīǝf (Bree), zeefje: zifkǝ (Bree) Handwerktuig waarmee men de grovere bestanddelen uit het meel kan zeven. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømeelŋ- het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; JG 1c; JG 2c; l 48, 35II; Lu 2, 35II; Grof 256; monogr.; JG 1b add.] II-3
meer melk gaan geven vermelken: vǝrmølkǝ (Bree) [N 3A, 68] I-11