24506 |
muurbloem |
flier:
2x
fleer (L360p Bree),
grifiaat:
grifioat (L360p Bree),
kernoffel:
kernòffel (L360p Bree)
|
muurbloem || muurbloem (fr. giroflée) || muurbloempje (fr. giroflée)
III-4-3
|
30264 |
muurblokken |
muurblokjes:
mōrblękskǝs (L360p Bree)
|
Vierkante houten blokjes die men in de muur metselt, om er later de dagstukken van de deur op vast te maken. Volgens de invuller uit L 210 werden muurblokken in het noorden van Nederlands Limburg niet toegepast. [N 32, 11c; N 55, 19b; monogr.]
II-9
|
30231 |
muurdam, penant |
dwarshoofd:
dwarshø̜jt (L360p Bree)
|
Betrekkelijk smal stuk muur tussen twee vensters of tussen een venster en een andere muur. [N 55, 75; N 32, 12b; N 32, 14; monogr.]
II-9
|
23492 |
muurkapelletje |
muurnis:
moornis (L360p Bree)
|
Een kastje of kleine nis, aangebracht tegen een muur en voorzien van een beeld of relikwie. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24762 |
muurpeper |
muur:
Bree Wb.
meer (L360p Bree)
|
Muurpeper (sedum acre 5 tot 15 cm groot. De stengels zijn kruipend, de bloeiende rechtop, kort; de bladeren zijn kortbolrond, zonder stekelpuntje, dicht opeen, lichtgroen van kleur; de bloemen zijn vrij groot en geel; smaakt dikwijls scherp. Bloeitijd i [N 92 (1982)]
III-4-3
|
30205 |
muurplaat |
muurplaai:
mōrplāj (L360p Bree),
muurplaat:
morplat (L360p Bree
[(meervoud: morplɛt)]
)
|
Zie kaart. De plank of balk waarmee de buitenmuur aan de bovenzijde wordt afgedekt en waarop het dakgebint rust. Muurplaten worden met behulp van ankers aan de muur bevestigd. Zie ook afb. 49b. Zie voor het woorddeel -worm in het woordtype onderworm ook het lemma 'Gording'. [N 4A, 14g; N 54, 156; monogr.; div.]
II-9
|
30178 |
muurstijlen |
stijlen:
stējlǝ (L360p Bree),
stęjlǝ (L360p Bree)
|
De verticale balken van het vakwerk. Zie ook afb. 46 en 47. [N 4A, 52a; monogr.]
II-9
|
30145 |
muurvlechting |
gevelverband:
gēvǝlvǝrbant (L360p Bree)
|
Wigvormig muurdeel waarvan de steenlagen loodrecht op de helling van de muurlijn staan. De lagen van de muurvlechting lopen alle tot een zelfde lintvoeg door. Kleine muurvlechtingen worden uitgevoerd in staand verband, grotere in kruisverband. Zie ook afb. 42. [N 31, 29]
II-9
|
22751 |
muziek |
muziek:
Samens. kiêtelmezi-jk [z. ald.], mòndmezi-jkske (een ander woord voor mondharmonica).
mezi-jk (L360p Bree)
|
Muziek.
III-3-2
|
26400 |
naaf |
dom:
dom (L360p Bree)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|