24560 |
berk |
berk:
béərək (L360p Bree)
|
berkeboom [ZND m]
III-4-3
|
19540 |
berkenbezem |
berkenbezem:
börkebessem (L360p Bree),
bøͅrkebɛsem (L360p Bree),
bərkəbɛsəm (L360p Bree)
|
bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18060 |
beroerte |
beslag:
beslaag (L360p Bree),
beslaag kriegen (L360p Bree, ...
L360p Bree),
beslaag~ (L360p Bree)
|
Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, aantok, slag). [N 84 (1981)] || Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, slag). [N 107 (2001)] || een beroerte, een geraaktheid krijgen [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
26051 |
berrie |
ber(ri)g:
bęrǝx (L360p Bree),
(mv)
bęrǝgǝ (L360p Bree),
berrie:
bęrǝx (L360p Bree)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] || Het uit twee balkjes bestaande toestel op de steenkuip waarop of waartussen het kaar rust. Zie ook afb. 82. [N O, 19h; A 42A, 38; Vds 147; Jan 154; Coe 135; Grof 156; N D, 33 add.]
I-13, II-3
|
33443 |
beschermstenen of -palen |
schampers:
šampǝrs (L360p Bree),
schampkeien:
šampkɛi̯ǝ (L360p Bree),
schampstenen:
šampstē̜ ̞i̯n (L360p Bree)
|
Beschermstenen van natuursteen of dikke houten beschermpalen (soms ook wel van ijzer) worden geplaatst schuin tegen zijkanten van poorten en tegen hoeken van muren of tegen brugleuningen om beschadigingen door voertuigen te voorkomen. Bij boerderijen komen ze vooral voor aan schuurpoorten en ingangspoorten (van de gesloten hoeve). Soms dienen de stenen of palen ook als steun voor de muur waartegen ze rusten. Meervoudige opgaven benoemen de beide beschermstenen of -palen aan weerskanten van een opening. Zie ook afbeelding 18.a bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 43a; monogr.; add. uit N 4A, 42f]
I-6
|
20522 |
beschimmeld |
beschimmeld:
besjinmeld (L360p Bree)
|
beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20416 |
beschuit met muisjes |
beschuit met muisjes:
Syst. Wbk. van Bree
besji-jt möt mi-jskes (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)]
III-2-2, III-2-3
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenmelkpap:
Syst. Frings vrl.
bəšēi̯təmø͂ͅlkpap (L360p Bree),
beschuitenpap:
besji-jtepap (L360p Bree),
luiwijverpap:
die kon het snelste klaargemaakt worden
leiwi-jverpap (L360p Bree),
melk met beschuiten:
Syst. Wbk. van Bree
mölk möt besji-jte (L360p Bree)
|
benaming voor besji-jtepap (melk met beschuit) || melk met beschuit || Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21730 |
beslag |
beslag:
beslaag (L360p Bree)
|
het in beslag nemen van goederen bijv. als uitvoering van een vonnis [beslag, kommer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21013 |
bessenlikeur |
bratselaartje:
Een likeur van 19 graden en op basis van bosbessen en honing
Bratselèèrke (L360p Bree)
|
een streekdrank in Meeuwen-Gruitrode
III-2-3
|