e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderjurk onderkleed: ondərklēͅit (Bree) onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3
onderkussen, peluw pulm: pelm (Bree), peͅələm (Bree), pölm (Bree), pøləm (Bree), hoofdmatras of langwerpig onderkussen  pöllem (Bree), pölm (Bree) een hoofdpeluw (langwerpig kussen) [ZND B1 (1940sq)] || het langwerpig kussen dat op de matras en onder het eigenlijke hoofdkussen ligt (Fr. traversin) [ZND 27 (1938)] || Langwerpig, rond onderkussen onder het hoofdkussen (peul, pulling, uppeling, kopkussen) [N 79 (1979)] || peluw III-2-1
onderlip onderlip: ónderlip (Bree, ... ), onderste lip: ónderste lip (Bree) onderlip [N 10b (1961)] || Onderlip (onderlip, onderste lip) [N 106 (2001)] III-1-1
ondermuts ondermuts: oͅnjərməts (Bree) mutsje, zwarte ~ dat onder de grote witte poffermuts wordt gedragen [ondermuts] [N 26 (1964)] III-1-3
onderrok japon: žapo͂ͅ (Bree), onderrok: ónderrok (Bree) onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)] III-1-3
onderste balken van de schelf balkhouter: bau̯khø̜i̯tǝr (Bree), schelf(t)houter: šø̜lǝfthø̜i̯tǝr (Bree) De onderste balken van een schelf zijn ruwe, onbewerkte balken of boomstammetjes die op de gebintbalken rusten en naast elkaar gelegd de onderste laag van de schelf vormen. Zij zijn meestal rond. Zie ook het lemma "balken van de zolder boven de dorsvloer" (3.2.5). Zjidden is oorspronkelijk aan het Franse ''gîtes'' , dat in het volgend lemma in de term ''contre-gîtes'' voorkomt, ontleend, met herinterpretatie van de ''t'' tot een ''d'' vanuit het enkelvoud. Zie ook afbeelding 16.a bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schelf" (3.4.1).' [N 4, 68; N 4A, 13a; monogr.] I-6
onderste band van de schoof onderste band: ōndǝrstǝ [band] (Bree) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22a] I-4
onderste handvat (onderste, korte) handhaaf: hantǝf (Bree), (onderste, korte, klein(e), voorste) kruk: kǫrtǝ krek (Bree), (onderste, linkse, tweede, kort) handvat: ǫndǝrstǝ hant˲vat (Bree) Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
onderste handvat van de heizicht handhaaft: hantǝf (Bree), onderste handvat: ōndǝrstǝ hǫnt˲vǫt (Bree) Bij een aantal opgaven van informanten is het niet duidelijk of het hier om het bovenste of onderste handvat gaat. [N 18, 77d] II-4
onderstel voor het blok ros: rǫs (Bree), stoel: stō.l (Bree) Het houten of stenen onderstel waar het blok op rust. Het houten onderstel bestond in de regel uit een gebinte uit stijlen en dwarsbalken dat op de bedding was aangebracht. Bij veel molens was het in de loop der jaren vervangen door een stenen muurtje of een betonnen blok. Zie ook afb. 75. [Jan 80; Coe 72; Grof 94; A 42A, 4; A 42A, 5; N O, 28c] II-3