e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oudhollandse pan handpan: hántpán (Bree) Holle dakpan zonder zijsluitingen. De woorddelen ɛpop-ɛ en ɛwijpje-ɛ in de woordtypes poppan (K 278, L 316a) en wijpjespan (L 414) verwijzen ernaar dat bij dit soort pannen de kieren doorgaans werden gedicht met behulp van bosjes stro, de zgn. ɛpoppenɛ.' [N 32, 44c] II-8
ovenkelder onderoven: o.nǝrhű̄ǝ.vǝ (Bree), ovenkelder: huvǝkaldǝr (Bree) De bergruimte onder de oven, soms benut om brandstof en/of as in op te bergen, maar ook vaak, vanwege de gunstige vocht- en warmtegesteldheid, om er aardappelen op te slaan. De benamingen wijken in dat laatste geval doorgaans niet af van die van de aardappelkelder die men in de schuur vindt en die zijn behandeld in het lemma "schuurkelder, aardappelkelder" (3.3.5). Krikken is gloeiende as; amer is houtskool, en schansen zijn takkenbossen. Vergelijk ook het lemma √∂nderoven", in Deel II, aflevering 1, blz. 73. [N 5A, 25c; N 5, 136; OB 2, 2f; monogr. add. uit N 29, 5 en 11d] I-6
ovenkrabber rokelgeerd: rǫǝkǝlgē̜rt (Bree) Werktuig, meestal van ijzer, om het vuur in de oven te verspreiden. Vergelijk het lemma ''werktuig waarmee de oven wordt leeggehaald''. Zie afb. 11. [N 29, 8b; N 29, 6; LB 2, 218; OB 2, 2f; monogr.] II-1
ovenpaal bakspaan: bakspoan (Bree), broodspaan: brutspoan (Bree), ovenpaal: ūǝvǝpōl (Bree), ovenzwoelde: hūvǝzwōl (Bree), schieter: sxētǝr (Bree), zwoelde: zwōjl (Bree), zwōl (Bree) De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.] II-1
ovenveger ovenveger: ovenveger (Bree), ovenwis: ovenwis (Bree) In dit lemma zijn verschillende vragen bijeengebracht die in feite alle vroegen naar een voorwerp waarmee dezelfde handeling werd verricht nl. de oven schoonmaken. Het voorwerp heeft als grondconstructie een lange staak van hout of ijzer met aan het uiteinde er iets omheengewonden nl. stro, een lap, een zak of iets dergelijks. Het stro, een lap, een zak e.d. worden vóór het reinigen van de oven natgemaakt. Het lemma valt uiteen in vier hoofdgroepen van woordtypen. 1) Deze groep bevat vooral wis-opgaven, aangevuld met enkele borstel-opgaven. Volgens de informanten heb je bij deze groep vooral de betekenis "lange staak met strobussel, stropop of zak omwonden". Varianten zijn "een lange stok met aan het uiteinde een rolvormige zak welke rond de as draait" (in Q 168) en "een zak vastgemaakt aan een ketting bevestigd aan een houten paal" (in Q 162). Volgens Weyns (blz. 35) moet het de combinatie "strowis bovenaan op een lange stok gestoken" zijn die in Limburg het meest vooorkomt. 2) Deze groep opgaven wijst op het gebruik van een dweil, lap, zak of vod in combinatie met een lange staak. 3) De geerd-opgaven duiden erop dat het rakelijzer ook voor het schoonmaken wordt gebruikt mogelijk in combinatie met dweil, bosje stro e.d. Het woordtype "zwoel" geeft aan dat ook de ovenpaal hiervoor gebezigd kan worden na eerst natgemaakt te zijn. 4) Deze laatste groep duidt erop dat men voor het schoonmaken een bezem of een versleten bezem of een bezem van een bepaalde soort gebruikt mogelijk gecombineerd met een dweil enz.. Zie afb. 14. [N 29, 12a; N 29, 12b; N 29, 11b; OB 2, 2c; OB 2, 2b; OB 2, 2f; monogr.] II-1
overall clown: klōǝn (Bree), clown (eng.): klonj (Bree), klōjn (Bree), overall (eng.): iêveral (Bree) overall, werkpak uit één stuk [N 23 (1964)] || Uit één stuk vervaardigd werkpak dat de metselaar ter bescherming over zijn gewone kleding aantrekt. [N 30, 5c; monogr.] II-9, III-1-3
overdekte doorgang achter de dubbele toegangspoort onder de poort: oŋǝr dǝ pǫrt (Bree) Achter de dubbele toegangspoort bevindt zich een ruimte, waarboven zich een dak of zolder bevindt. Deze ruimte geeft toegang tot een door woonhuis en bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Vergelijk ook afbeelding 6, gesloten hoeve. [N 5A, 77c; N 5, 110; div.; monogr.] I-6
overdragen overdragen: overdragen (Bree), toedragen: toedragen (Bree) Het overschrijden van de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 44] I-11
overdrukplaatje kleurplakseltje: kleurplekselkes (Bree), plakkertje: plɛkərkə (Bree), plakmannetje: pləkmɛnkə (Bree), plɛkmɛnkəs (Bree) Hoe heet een overdrukplaatje, d.w.z. een gekleurd plaatje dat met de voorzijde op papier of op de handrug wordt geplakt terwijl de achterzijde wordt losgeweekt en afgetrokken? (kinderspel) [ZND 48 (1954)] III-3-2
overdwars eggen in het kort [eggen]: ęn t kort (Bree), in het wars [eggen]: en ǝt wē̜rs (Bree) Men egt een akker in de breedte om de ploegvoren te breken of om hem van onkruid te zuiveren. Meestal wordt de akker daarna ook nog eens in lengte geëgd. In de betrokken woordtypen hieronder verschijnen dwars, wars e.d. steeds met a als klinker, ook al beantwoordt aan de meeste dialectvarianten veeleer een type met e (dwers e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 84b; N 11A, 176d + 189d; monogr.] I-2