21690 |
pachten |
huren:
ps. omgespeld volgens Frings.
hērə (L360p Bree),
pachten:
pachte (L360p Bree)
|
pachten [werkwoord] [paachte?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33334 |
pachtersvrouw |
pachteres:
pachteres (L360p Bree)
|
[S 27, Wi 2; monogr.]
I-6
|
24362 |
pad |
pad:
pad (L360p Bree),
pad(e) (L360p Bree)
|
pad [Willems (1885)], [ZND m]
III-4-2
|
33037 |
pad aanmaaien |
(gezwad) openmaaien:
(gezwad) openmaaien (L360p Bree),
(zwad, enz.) aanmaaien:
ānmɛi̯ǝ (L360p Bree)
|
Zie het voorgaande lemma; hier de werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. [monogr.; add. uit N 15, 25b]
I-4
|
21261 |
pad, paadje |
pad, paadje:
p"tkə (L360p Bree),
voetpad, voetpaadje:
vootpaad (L360p Bree)
|
een wegeltje tussen twee huizen of hagen [ZND B2 (1940sq)] || een weggetje gemaakt door de voetstappen van mensen of dieren (zandbaan, pad, weg, weggel, wegeling) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
champignon:
eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040
champijons (L360p Bree),
paddestoel:
padəste.əl (L360p Bree),
eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040
paddestoel (L360p Bree),
paddestool (L360p Bree),
giftige --; gecombineerd met ZND 5 040
paddenstoel (L360p Bree),
pignons:
eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040
pinjongs (L360p Bree)
|
paddestoel [RND], [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
17550 |
pafferig dik, opgeblazen van lijf |
opgeblazen (dik):
Idem als Ndl.
opgeblazen (L360p Bree)
|
opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18240 |
paillette |
gespje:
èè gespke (L360p Bree),
paillette (fr.):
paljötte (L360p Bree)
|
een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 86 (1981)] || Pailletten. Een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
17874 |
pak slaag |
moppen:
Mv. slagen.
móppen (L360p Bree),
smeer:
smiēr (L360p Bree),
streep:
stri.ip (L360p Bree)
|
een pak slaag [ZND m] || Pak slaag (tek, travans, streep, smeer, batter, roefel, kiffel, pek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18170 |
pak, kostuum |
kostuum:
kestøjm (L360p Bree),
kostuum (L360p Bree),
kəstøm (L360p Bree)
|
kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)]
III-1-3
|