17953 |
pootjebaden |
door het water lopen:
dy(3)̄rt watər løͅypə (L360p Bree)
|
lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34174 |
pootjesblaas |
net:
nø̜t (L360p Bree)
|
De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b]
I-11
|
22806 |
pop |
pop:
poop (L360p Bree),
pop (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree),
poppen (L360p Bree),
poêp (L360p Bree),
pŏp (L360p Bree),
pòp (L360p Bree, ...
L360p Bree),
póp (L360p Bree)
|
1. Speelgoedpop. || Een pop. [ZND 40 (1942)] || Lievelingsspel 1. [SND (2006)] || pop [GTRP (1980-1995)] || Pop. [Willems (1885)], [ZND m]
III-3-2
|
24490 |
populier (alg.) |
popelaar:
Bree Wb.
póppeleer (L360p Bree),
populier:
-
populier (L360p Bree)
|
De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)] || populier (Populus) [DC 69 (1994)]
III-4-3
|
30120 |
porringdraad |
metsdraad:
mø̜ts˱droǝt (L360p Bree)
|
De draad waarmee de boog wordt afgetekend. Eén uiteinde van de draad wordt vastgehecht in het porringpunt, met het andere wordt de boog bepaald. Uit de woordtypen 'metselkoord' (L 292), 'metskoord' (Q 83), 'metsdraad' (L 360) en 'metseltouw' (L 432, Q 111) blijkt dat ook het 'metselkoord' als porringdraad werd gebruikt. In L 414 werd het aftekenen met behulp van een 'klokpasser' ('klǫkpasǝr') gedaan. [N 32, 17f]
II-9
|
19849 |
porselein |
porselein:
pǫrsǝlē̜n (L360p Bree)
|
Verzamelnaam voor ceramische produkten die gebakken zijn uit porseleinaarde waar zekere bijvoegsels door zijn gemengd. Porselein kenmerkt zich door het feit dat het in tegenstelling tot bijvoorbeeld gleiswerk, fijn, wit en halfdoorschijnend is en een ongekleurd, sterk glimmend glazuur vertoont. [Wi 53; L 35, 78; N 20, 5; monogr.]
II-8
|
20082 |
porseleinbloempje |
schildersverdriet:
Bree Wb.
sjildersverdriet (L360p Bree)
|
Porselein bloempje (saxifraga umbrosa). Het porselein bloempje, ook Judastranen geheten, doet dienst als dankbaar zaadplantje in niet al te natte en donkere tuinen, dat bij ons goed voort wil, maar bij strenge vorst, zonder sneeuwbedekking, meestal afster [N 92 (1982)]
III-2-1
|
21482 |
portefeuille |
portefeuille (fr.):
portefeuille (L360p Bree)
|
de kleine, platte, meestal leren, dubbele tas met vakjes, waarin mannen hun bankbiljetten, identiteitsbewijs enz. bij zich dragen [kamtas, portefoelie] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21481 |
portemonnee, beurs |
beurs:
bīrs (L360p Bree),
geldbuidel:
(geldsj)bi-jgel (L360p Bree),
portemonnee (<fr.):
ne lère portemenee (L360p Bree),
portemenee (L360p Bree),
portemonnaie (L360p Bree)
|
een beurs [ZND A1 (1940sq)] || Een lederen portemonnaie. [ZND 37 (1941)] || geldbeurs || portemonnee [ZND m]
III-3-1
|
22807 |
portret, foto |
foto:
foͅto (L360p Bree),
portret (<fr.):
pertret (L360p Bree),
portret (L360p Bree, ...
L360p Bree),
e zoals in belle
portret (L360p Bree)
|
Portret. [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|