e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
putzwengel zwik: zwek (Bree) [N 12 (1961)] I-7
pyjama pyjama {piama}: pisjema (Bree), pizjama (Bree), pižəma (Bree), pyjama {pijama}: pyama (Bree) pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)] III-1-3
quatertemperdag quatertemperdag: kwattertemperdaag (Bree) De R.K. vastendag op de eerste woensdag, vrijdag en zaterdag van elk jaargetijde, quatertemperdag. [N 96C (1989)] III-3-3
raad raad: oppen door wis ich mich geine road miêr  road (Bree) raadgeving III-1-4
raadsel raadsel: Dich spriks in roadsels: je spreekt voor mij onverstaanbare taal  roadsel (Bree) raadsel III-1-4
raadsel(tje) raadsel(tje): raadsel (Bree), raedsel (Bree), roadsel (Bree), roͅətsəl (Bree), èè roadsel (Bree), èè rèèdselke (Bree) Een raadsel. [ZND 06 (1924)], [ZND B1 (1940sq)] || raadsel [N 07 (1961)] || Raadsel. [Willems (1885)] || raadseltje [N 07 (1961)] III-3-2
raaf raaf: raav (Bree) raaf [Willems (1885)] III-4-1
raam raam: ram (Bree), venster: ve ̞nstǝr (Bree  [(+)]  ), vi.nstǝr (Bree) Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-9
raampje in een poort kijkgat: kɛi̯k˲gāt (Bree), lochtvenster: (mv)  lǭxt˲venstǝrs (Bree), stalvenstertje: stalvenstǝrkǝ (Bree) Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b] I-6
raamvleugel raampje: rē̜mkǝ (Bree), venster: venstǝr (Bree) Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.] II-9