18610 |
pyjama |
pyjama {piama}:
pisjema (L360p Bree),
pizjama (L360p Bree),
pižəma (L360p Bree),
pyjama {pijama}:
pyama (L360p Bree)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|
23766 |
quatertemperdag |
quatertemperdag:
kwattertemperdaag (L360p Bree)
|
De R.K. vastendag op de eerste woensdag, vrijdag en zaterdag van elk jaargetijde, quatertemperdag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
19079 |
raad |
raad:
oppen door wis ich mich geine road miêr
road (L360p Bree)
|
raadgeving
III-1-4
|
19225 |
raadsel |
raadsel:
Dich spriks in roadsels: je spreekt voor mij onverstaanbare taal
roadsel (L360p Bree)
|
raadsel
III-1-4
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
raadsel (L360p Bree),
raedsel (L360p Bree),
roadsel (L360p Bree),
roͅətsəl (L360p Bree),
èè roadsel (L360p Bree),
èè rèèdselke (L360p Bree)
|
Een raadsel. [ZND 06 (1924)], [ZND B1 (1940sq)] || raadsel [N 07 (1961)] || Raadsel. [Willems (1885)] || raadseltje [N 07 (1961)]
III-3-2
|
24228 |
raaf |
raaf:
raav (L360p Bree)
|
raaf [Willems (1885)]
III-4-1
|
27904 |
raam |
raam:
ram (L360p Bree),
venster:
ve ̞nstǝr (L360p Bree
[(+)]
),
vi.nstǝr (L360p Bree)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33452 |
raampje in een poort |
kijkgat:
kɛi̯k˲gāt (L360p Bree),
lochtvenster:
(mv)
lǭxt˲venstǝrs (L360p Bree),
stalvenstertje:
stalvenstǝrkǝ (L360p Bree)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|
30313 |
raamvleugel |
raampje:
rē̜mkǝ (L360p Bree),
venster:
venstǝr (L360p Bree)
|
Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.]
II-9
|