30182 |
raamwerk |
gebont:
gǝbont (L360p Bree),
gescheer:
gǝšer (L360p Bree)
|
Het gehele timmergeraamte van verticale en horizontale balken. [N 4A, 52f; N 31, 45b; monogr.; N 4A, 52e]
II-9
|
33272 |
raapzaadolie |
lijzentesmout:
līǝ.zǝntǝsmau.t (L360p Bree),
reubsmout:
rēb˱smau.t (L360p Bree)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
aardig (L360p Bree),
aordig (L360p Bree),
arig (L360p Bree),
ich vòn det hèè maar hiêl arig diêj
aardig (L360p Bree)
|
eigenaardig || zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21361 |
raaskallen |
bazelen:
bazele (L360p Bree),
raaskallen:
roaskalle (L360p Bree),
razelen:
h(tm) rasəltš (L360p Bree)
|
Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)] || onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
28447 |
raat |
ruit:
(mv)
rũ̄.tǝ (L360p Bree)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
33576 |
rabarber |
rabarber:
rəbarəbər (L360p Bree)
|
[ZND m]
I-7
|
19224 |
raden |
raden:
roaje (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
raden [N 07 (1961)] || raden, gissen naar
III-1-4, III-3-2
|
33577 |
radijs |
radijs:
radīs (L360p Bree),
rədeͅi̯s (L360p Bree)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
21209 |
radio |
radio:
radio (L360p Bree)
|
een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32189 |
radmaker |
radmaker:
rātmākǝr (L360p Bree)
|
Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.]
II-12
|