e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijk rijk: rī.k (Bree) Zie de toelichting bij het lemma ɛrijk liggenɛ.' [N O, 34k; Vds 219; Jan 199; Coe 172] II-3
rijk zijn een dikke zijn: det is eine dikke (Bree), er warmpjes voor zitten: di-j zitten es wermkes viêr (Bree), in het geld zwemmen: ps. omgespeld volgens Frings.  zwømə eͅnt geͅltš (Bree), rijk zijn: ps. omgespeld volgens Frings.  rējk zēən (Bree) Inventarisatie uitdrukkingen voor: rijk zijn [rijk zijn, zwemmen in zijn geld, een groot fortuin hebben enz. enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
rijkdom rijkdom: rɛ.gdum (Bree) rijkdom [RND] III-3-1
rijke lieden rijk volk: riek vuik (Bree), rijke lui: reijke lui (Bree), rijke mensen: rieke minsen (Bree) Rijke lieden [ZND 30 (1939)] III-3-1
rijksdaalder knaak: ps. omgespeld volgens Frings.  knāk (Bree), rijksdaalder: ps. omgespeld volgens Frings.  reksdāldər (Bree) rijksdaalder, een ~ [vijftiger, knaak, ploegrol?] [N 21 (1963)] III-3-1
rijksveldwachter bode: boij (Bree), bojə (Bree), bōj (Bree), boͅj (Bree), veldwachter  bò:j (Bree), champetter (<fr.): champetter (Bree), garde (<fr.): garde (Bree), veldwachter: [sic: mouillering, rk]  velchwachter (Bree) bode [ZND 01 (1922)] || een agent van de rijksveldwacht [die zorgt voor de handhaving van de orde op het platteland] [rijks, schabeletter, champetter, pandoer, garde, vörster] [N 90 (1982)] || een veldwachter [ZND B1 (1940sq)] || Hoe zegt men dat iemand door den veldwachter in boete wordt geslagen? Vertaal: "De veldwachter zal hem ... [ZND 36 (1941)] || veldwachter [ZND m] III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): eine genderm (Bree), enie gendarm (Bree), zjenderm (Bree), žəndeͅrəm (Bree) een lid van het militaire politiekorps [gendarm, harenmutsel, pakkeman, marechaus-see, massee] [N 90 (1982)] || Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)] III-3-1
rijn rijn: rī.n (Bree) Algemene benaming voor het van vier klauwen voorziene ijzeren kruis in het middengat van de draaiende molensteen dat dient om de draaiïng van het staakijzer op de steen over te brengen. Zie voor de benamingen voor speciale rijntypen de lemmata ɛtweetakrijnɛ, ɛdrietakrijnɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15a; A 42A, 20; N D, 18; Sche 45; Vds 84; Jan 122; Coe 100; Grof 120] II-3
rijp rijp: réép (Bree) rijp [RND] III-2-3
rijp vormen, rijpen ijzelen: izələ (Bree), rijmen: reejme (Bree), rējmə (Bree), ri-jme (Bree) vriezen zodanig dat zich rijm op de bomen vormt [rouwvorsten, rijmen] [N 22 (1963)] III-4-4