e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
riool riolering: riolèring (Bree), riool: riool (Bree), trioolbuis: vgl. Bree Wb. (pag. 449): trijoal, een verbasterde vorm van riool.  trijoͅlbeͅjzə (Bree) een riool (onderaardse) [ZND B1 (1940sq)] || het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)] || riool [ZND m] III-3-1
rit rit: rit (Bree) de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)] III-3-1
ritnaald, larve van de kniptor ritnaald: retneͅlt (Bree) ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)] III-4-2
ritselen ritselen: ritsele (Bree) een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)] III-4-4
ritssluiting rits: Maar gewoonlijk tiröt.  rits (Bree), tirette (fr.): sub rits: [...] gewoonlijk tiröt.  tiröt (Bree) ritssluiting III-1-3
riviergrondel gieweik: giêweik (Bree, ... ), grieweik: Bree Wb. (? - moeilijk leesbaar)  grêweik (Bree) geuf (vis) || grondel (vis) || Hoe noemt u de grondel: een zoetwatervisje dat voorkomt in stromend en stilstaand water. Het is langgerekt van vorm en heeft één paar voeldraden aan de bek. Op de rug en flanken is het donker gevlekt en gestippeld met een groene of blauwachtige weerschijn [N 83 (1981)] III-4-2
robinia acacia: Bree Wb.  acacia (Bree) De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)] III-4-3
rochelen rochelen: róchele (Bree) rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)] III-1-2
rode aalbes rode beren: roej biere (Bree), sint-jansberen: De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer). Bree Wb.  Sint-Jansbiêre (Bree), verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  sint-janzbiər (Bree) aalbes [N 82 (1981)], [ZND 01 (1922)] I-7
rode biet rode kroot: rūi̯ krūt (Bree) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5