21244 |
schip |
schip:
schieb (L360p Bree),
sjiep sjiepe (L360p Bree),
ši.əp (L360p Bree),
ə šīp, twī šīpə (L360p Bree)
|
een schip, twee schepen [ZND 42 (1943)], [ZND A2 (1940sq)] || schip [RND] || schip; de kapitein van het schip .... vroeger nog matroos geweest. [DC 45 (1970)]
III-3-1
|
21248 |
schipper |
schipper:
šipər (L360p Bree)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
18923 |
schipperen |
schipperen:
sjippere (L360p Bree)
|
naar omstandigheden handelen, niet aan zijn beginsels vasthouden, maar alles rustig in het werk stellen om een oplossing te vinden [busselen, schipperen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32855 |
schitbossen |
strontbosjes:
strǫnt˱bø̜skǝs (L360p Bree)
|
Bossen van welig opschietend gras in de weide, op plaatsen waar koedrek heeft gelegen. De koeien laten deze bossen vaak staan; ze worden dan later in het seizoen afgemaaid. Overal is het meervoud opgenomen; behalve waar uitdrukkelijk anderszins aangegeven. [N 14, 85; N 14, 123 add.; monogr.]
I-3
|
25045 |
schitteren |
schitteren:
sjittere (L360p Bree)
|
een sterk, beweeglijk licht verspreiden zodat het pijn doet aan de ogen [schitteren, glariën] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18341 |
schoeisel |
t leer]:
sōngətējəX (L360p Bree),
waat men aan zi-jn veet hè`ĕt (L360p Bree)
|
schoeisel, het geheel van schoenen, laarzen e.d. [voetgetöch [N 24 (1964)]
III-1-3
|
26502 |
schoen |
schoentje:
šē.nkǝ (L360p Bree)
|
Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19]
II-3
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoe:
šu (L360p Bree),
sub lèren tram; -> sjûw is een vero. vorm van sjoon!
sjûw (L360p Bree),
schoen:
sjoon (L360p Bree, ...
L360p Bree),
šōn (L360p Bree)
|
#NAME? || een schoen [ZND 06 (1924)] || schoen || schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18369 |
schoen: spotnamen |
bootje:
voor grote maten
bietsjes (L360p Bree),
treder:
trēͅjərs (L360p Bree)
|
schoen: spotbenamingen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18466 |
schoenborstel |
schoenborstel:
šōnboͅrstəl (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree),
šōrboͅrstəl (L360p Bree)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-1-3, III-2-1
|