e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sliepuit jits, jits: jiets-jiets! (Bree), jīts jīts (Bree), In het AN: iemand uitsliepen. Zie ook fè [tw. vooral gebruikt door kinderen die zich spottenderwijze t.o.v. anderen willen verhovaardigen of leedvermaak koesteren: Fè, ich höb ein vèèl sjunere pòp es dich!].  jiets-jiets (Bree) Iemand bespotten door met de ene wijsvinger langs de andere te strijken en daarbij te roepen [sliep uit, sliep uit]. [N 88 (1982)] || Plagerig en licht spottend gezegde waarbij de rechter- over de linkerwijsvinger gewreven wordt om te beduiden: "Ik heb je wel flink beet genomen!"of: "Je krijgt toch lekker niets". || uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)] III-3-2
slijkvanger slijkplaat: slejkplāt (Bree) Metalen plaat boven de as, tussen het asblok en de binnenzijde van de naaf, die dient als bescherming tegen van het karwiel afvallende modder. [N 17, 68; NG, 50e] II-11
slijm slijm: sli-jm (Bree, ... ), snotter: snuter (Bree) Slijm: kleverige taaie stof, als afscheiding van de slijmvliezen (slijm, zwadder). [N 84 (1981)] || Slijm: kleverige taaie stof, als afscheiding van de slijmvliezen (slijm, zwadder, snotter, snot). [N 107 (2001)] III-1-2
slijm bij de nageboorte slover: slǭǝvǝr (Bree) Kleverige slijm bij de nageboorte. [N 3A, 57b] I-11
slijmblaas slijm: slējǝm (Bree), waterblaas: wātǝrblǭs (Bree) Gelei-achtige afscheiding uit de schede v√≥√≥r het kalven. [N 3A, 37] I-11
slijmkoek milt: melt (Bree) Koekje dat het kalf bij de geboorte in de bek heeft. [N 3A, 56] I-11
slijpzand, zavel slijk: slī.k (Bree), zavel: zīǝ.vǝl (Bree) Het zand (aarde, leem, slijk, modder) waarmee de strekel werd ingesmeerd en dat in het zandblok of de klomp werd meegenomen naar het veld. In enkele plaatsen wordt toegevoegd dat men wat roggemeel door het zand mengde om het stroever te maken: P 115, 118a, 119, 176a, 188, Q 2, 2a, 73, 75, 76, 77, 78, 80 en 188. Ten einde het zand op de juiste manier vochtig te houden werd er in Q 9 appelsap, en in Q 76 en 77 azijn, aan toegevoegd; werd er in L 362, 363 en 367 op gewaterd en in P 176 op gespuugd. Uitdrukkelijk vermeld dat men geen slijpzand gebruikt, werd er in P 192, Q 152, 154, 155, 156, 157, 159 en 168a. Zie ook de andere lemma''s rond de strekel. [JG 1a, 1b; N 80, 83 add.] I-3
slikken slikken: slikke (Bree) slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)] III-2-3
slim bijdehand: det is toch èè bi-jderhand jinske viêr zi-jne lèèfti-jd  bi-jderhand (Bree), dèè mins is zuu bi-jterhand det hèè viêr alles drek ein oplossing vindsj  bi-jterhand (Bree), gewiekst: Det gewikst kèrelke kri-gt det waal kloar, zeeg doa mè ziêker van  gewikst (Bree), vernistig: men kan ook fernistig horen Eè vernistig kèrelke D‰¯s nûw ins echt vernistig bedacht  vernistig (Bree), vinnig: vinnig (Bree) gewiekst || handig, vinnig || slim en levendig || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)] III-1-4
slimmerik fijne, een -: eine fi-jne (Bree) een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)] III-1-4