21635 |
biljet van vijftig gulden |
briefje van vijftig gulden:
ps. omgespeld volgens Frings.
brēfkə van fējftex gøldžə (L360p Bree)
|
50 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34086 |
billen |
billen:
belǝ (L360p Bree)
|
Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112]
I-11
|
29408 |
binder |
opbinder:
ǫp˱bęnǝr (L360p Bree)
|
Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.]
I-4
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
benǝbir (L360p Bree),
benǝbīr (L360p Bree),
bęnǝbīǝr (L360p Bree)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|
33348 |
binnendeur tussen stal en schuur |
dendeurtje:
dīrkǝ (L360p Bree),
schuurdeur:
[schuur]dīr (L360p Bree),
staldeur:
[stal]dīr (L360p Bree)
|
De binnendeur tussen de stal en de schuur als die aan elkaar grenzen. De benamingen geven soms aan in welk deel van stal of schuur deze deur zich bevindt. Door deze deur wordt wel voer van de schuur naar de stal gebracht; ook kan men via deze deur binnenshuis tot in de schuur komen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen de lemmata "stal" (2.1.2) en "schuur" (3.1.1). [N 5A, 41c]
I-6
|
33347 |
binnendeur tussen woonhuis en stal |
gangdeur:
gaŋk˱dīr (L360p Bree),
staldeur:
[stal]dīr (L360p Bree)
|
De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b]
I-6
|
19444 |
binnenplaats |
achteruit:
De keiner spèèldzjen oppen drees en oppen achterût
achterût (L360p Bree),
cour (fr.):
koer (L360p Bree),
kuur (L360p Bree)
|
binnenplaats || de binnenkoer || Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18652 |
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen |
kalotje (<fr.):
kalotje (L360p Bree),
kelotje (L360p Bree),
pots:
puts (L360p Bree)
|
mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21820 |
binnensmonds praten |
binnensmonds kallen:
binnesmónds kalle (L360p Bree)
|
binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22887 |
binnenspeler |
binnenspeler:
binnenspeler (L360p Bree),
inside (eng.):
inside (L360p Bree)
|
Hoe noemt U in uw dialect de speler van een voetbalteam, die links of rechts van de midvoor acteert in een aanvalslijn bestaande uit vijf spelers?
III-3-2
|