20664 |
soep |
sop:
In het kuukbook stònge de resepte van versjillige soppe
sop (L360p Bree),
Syst. Frings vrl.
sōͅp (L360p Bree),
Syst. Wbk. van Bree
sop (L360p Bree)
|
soep || Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19513 |
soepketel, waterketel |
marmiet:
marmet (L360p Bree),
kopere ketel waar de was werd gekookt
marmit (L360p Bree),
voor soep te koken
marmət (L360p Bree),
soepketel:
voor soep
sopkeêtel (L360p Bree)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19518 |
soepketeltje |
melkketeltje:
mölkkiêtelke (L360p Bree),
soepketeltje:
sopkiêtelke (L360p Bree),
tuitje:
tei̯tšə (L360p Bree)
|
keteltje van blik waarin men melk, soep e.d. naar de arbeiders in het veld brengt (perdons) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19521 |
soepterrine |
soepterrine:
soptri-jn (L360p Bree),
soͅptrējn (L360p Bree),
soͅptrin (L360p Bree),
een diepe schaal waarin men de soep opdient
soptri-jn (L360p Bree)
|
soepterrine [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20512 |
soepvlees |
soepenvlees:
soppevleis (L360p Bree)
|
soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18196 |
sok |
kous:
køͅüs (L360p Bree),
sok:
zok (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree,
L360p Bree,
L360p Bree,
L360p Bree),
zoͅk (L360p Bree, ...
L360p Bree),
zuk (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)] || sok als kledingstuk || Sok, een paar sokken. Bedoeld wordt de korte kous, tot halverwege het been door mannen en door kinderen gedragen (fr. chausette) [ZND 48 (1954)] || sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18338 |
sokophouder |
bindel:
bējnəl (L360p Bree)
|
sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
suldô:t (L360p Bree)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
20724 |
soldaatjes |
geharst brood:
Syst. Wbk. van Bree
gehorst bruud (L360p Bree)
|
Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
de soldôten saluéèren (L360p Bree),
suldô.tə (L360p Bree),
soldatenvolk:
soldatenvolk (L360p Bree)
|
algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] || De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || soldaten [RND]
III-3-1
|