e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

Gevonden: 6062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnenstebuiten averechts: averechts (Bree), èverechts (Bree), binnenstebuiten: binnenste buiten (Bree), binneste bûte (Bree), links: links (Bree) averechts || Binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws, (van) links] [N 114 (2002)] || binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)] III-1-3
binnenzak binnenmaal: benəma:l (Bree), benəmāl (Bree), binnemaal (Bree) binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)] III-1-3
bisdom bisdom: bisdóm (Bree) Een bisdom of diocees. [N 96D (1989)] III-3-3
bisschop bisschop: bissjop (Bree) Een bisschop [busschop, biskop, bissjep]. [N 96D (1989)] III-3-3
bit gebit: gǝbēǝ.t (Bree) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bits bars: bars (Bree, ... ), bars(ch) (Bree, ... ), bits: hē is nogal bits (Bree, ... ), kort aangebonden: kort aangebonne (Bree, ... ), krevelig: hè is krevelig (Bree), cf. WNT VIII, 1kol. 187 s.v. "krevelen"afl. "krevelig"= onrustig, prikkelbaar  hè is krevelig (Bree), spits: spits (Bree, ... ) Hoe zegt ge << hij is nogal bits, scherp, prikachtig>> in zijn manier van spreken. [ZND 40 (1942)] || vinnig, onvriendelijk in manier van spreken [bits, scherp, bars, mondig] [N 87 (1981)] III-1-4, III-3-1
bitstang stang: staŋ (Bree) De ijzeren stang van het bit dat het paard in zijn mond heeft. De benaming voor dit onderdeel is vaak hetzelfde als die voor het bit in zijn geheel. [N 13, 42] I-10
bittere scheefbloem scheef: Bree Wb.  sjèèf (Bree) Bittere scheefbloem (iberis amara). De stengel is iets houtig; de bladeren zijn niet overblijvend, behalve soms de allerbovenste, de bladeren zijn tevens getand; de bloemen zijn wit of iets roze en groeien in gewone langwerpige, niet in platte, trossen. V [N 92 (1982)] III-4-3
bivakmuts bivakmuts: bivakmöts (Bree, ... ), bivakməts (Bree) bivakmuts, nauw om hoofd en hals sluitend wollen muts die alleen een deel van het gezicht onbedekt laat [N 25 (1964)] III-1-3
blaar blaar: blaor (Bree, ... ), bloar (Bree), blōͅ:r (Bree), blòr (Bree) blaar [ZND A2 (1940sq)], [ZND m] || Blaar: blaasachtige opzetting van de huid (blaar, blein). [N 84 (1981)] || een blaar (wanneer men zich heeft verbrandt) [ZND 32 (1939)] || een blaar onder de voeten, door het gaan veroorzaakt [ZND 32 (1939)] III-1-2