24247 |
sperwer |
sperwer:
sperwer (L360p Bree, ...
L360p Bree),
stootkop:
stóutkóp (L360p Bree)
|
sperwer [DC 42b (1967)], [Willems (1885)] || sperwer, havik [ZND m]
III-4-1
|
33513 |
sperziebonen |
prinsessenboontjes:
Bree Wb.
prinsessebiênkes (L360p Bree),
sokkerboontjes:
sòkkerbiênkes (L360p Bree)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] || prinsesseboontjes
I-7
|
20535 |
spetteren |
snirken:
snörke (L360p Bree)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26360 |
spie |
klamp:
klãm (L360p Bree),
spie/spij:
spi(i̯) (L360p Bree),
spieën/spijen:
(enk)
spi (L360p Bree)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] || Spieën waarmee de noten van de steenbus worden vastgezet. Zie ook afb. 78. [Vds 121; Jan 132; Coe 107; N O, 16e; N O, 16f]
I-3, II-3
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
spēgəl (L360p Bree),
Es eme(s) te lang viêr de spiegel steit te ki-jke, dan steit den di-jvel achter hèèm(of hèèr)
spegel (L360p Bree)
|
spiegel [ZND m]
III-2-1
|
21430 |
spieken |
afschrijven:
aafschrieven (L360p Bree)
|
spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
17569 |
spier |
spier:
spīr (L360p Bree)
|
pees, spier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22401 |
spiertje trekken |
spiertje trekken:
Sub speer: 1. Halm, sprietje: Bi-j het miêrendeil van de (keiner)speelkes mote ze e speerke trèkke viêr te wiête wèè moot beginne.
speerke trèkke (L360p Bree)
|
[Spiertje trekken].
III-3-2
|
21373 |
spijbelen |
heggenschool doen:
hegəsxoͅəl don (L360p Bree),
heggenschool houden:
hɛgəsjoͅ:l hauwən (L360p Bree)
|
Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)] || spijbelen (in het geheim de school verzuimen) [ZND B1 (1940sq)]
III-3-1
|
32062 |
spijker, nagel |
nagel:
nāgǝl (L360p Bree
[(meervoud: nāgǝls of nē̜gǝl)]
)
|
In het algemeen het puntige, metalen staafje, waarmee iets vastgezet kan worden. [monogr.]
II-12
|