30143 |
staande rollaag |
rollaag:
rollǭx (L360p Bree)
|
Muurafdekking in de vorm van een laag op hun kop staande metselstenen. Woordtypen als 'steensrol' (Q 95), 'steense rollaag' (L 211, L 289, L 290, L 291, L 320a, Q 99*, Q 113) en 'steensrollaag' (Q 39, Q 111, Q 121) verwijzen naar de hoogte van de rollaag. [N 31, 23c; monogr.]
II-9
|
20125 |
staart |
bis:
bez (L360p Bree),
staart:
staart (L360p Bree),
start (L360p Bree, ...
L360p Bree),
staartje:
stertghe (L360p Bree),
stertje (L360p Bree)
|
staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-12, I-9, III-4-2
|
26406 |
staarten |
staarten:
start (L360p Bree)
|
In de velg van het molenrad ingepende houten blokjes waartegen de schoepen zijn bevestigd. [Vds 70; Coe 64; Jan 73]
II-3
|
34225 |
staartkoord |
touw:
tø̜̄u̯w (L360p Bree)
|
Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g]
I-11
|
34087 |
staartkwast |
kwast:
kwast (L360p Bree),
poes:
pøu̯i̯s (L360p Bree)
|
Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114]
I-11
|
33976 |
staartriem |
staartleer:
startlē̜r (L360p Bree)
|
Riem die onder de staart van het paard doorloopt en aan het haam of aan het borsttuig is vastgemaakt als het paard geen zadel draagt. Dit onderdeel van het paardetuig was al aan het verdwijnen in de laatste fase van het met kar en paard rijden. Het belet dat het haam naar voren schuift als het paard het hoofd buigt. [JG 1b, 1c, 2b, 2c; monogr.]
I-10
|
21272 |
stad |
stad:
stad (L360p Bree),
stat (L360p Bree)
|
stad [RND], [ZND m]
III-3-1
|
28377 |
stal |
stal:
sta.l (L360p Bree),
stã.l (L360p Bree)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
33928 |
stalband |
nekriem:
nɛkrēm (L360p Bree),
stalband:
stalbant (L360p Bree)
|
Leren band om de hals van het paard, waaraan de lijn of teugel wordt vastgemaakt om het op stal vast te binden. Vergelijk ook lemma Halster. [JG 1a; N 8, 91; N 13, 18b]
I-10
|
29967 |
stalen steigerverbinding |
ijzer:
īzǝr (L360p Bree)
|
U-vormige stalen beugel met plaat waarmee de verschillende delen van een houten steiger met elkaar worden verbonden. Op de beide uiteinden van beugel is schroefdraad aangebracht. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 2e; monogr.]
II-9
|