20952 |
stamppot wortelen |
potenmoes:
Van èèrpel, pute en kreppelkes spek möt ein butersaus: doavan kos gruutsje het lekkerste putemoos make
putemoos (L360p Bree),
potenstomp:
putestòmp (L360p Bree)
|
wortelpuree
III-2-3
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
sta͂.ndbi.lt (L360p Bree)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
33847 |
stapvoets gaan |
stappen:
stapǝ (L360p Bree)
|
De langzaamste gang van het paard (stap, draf, galop) waarbij de vier voeten in de volgende volgorde opgeheven en weer neergezet worden: links achter, links voor, rechts achter, rechts voor, links voor, rechts achter, rechts voor en links achter. Zijn de vier hoefslagen niet duidelijk hoor- en zichtbaar, dan noemt men de stap onregelmatig. Zie afbeelding 8. [N 8, 81a]
I-9
|
21166 |
station |
statie (<lat.):
stasie (L360p Bree)
|
de plaats van aankomst en vertrek van treinen [station, statie, halte] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21260 |
steeg, steegje |
pad, paadje:
p"tkə (L360p Bree),
straat, straatje:
straatje (L360p Bree)
|
een smalle, armoedige straat [slop, straatje, steeg, gats] [N 90 (1982)] || een wegeltje tussen twee huizen of hagen [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|
17821 |
steek |
soldatentietzje met floche (fr.):
[sic]
səldoͅtətskə mət floͅš (L360p Bree),
steek:
steek (L360p Bree, ...
L360p Bree),
stēk (L360p Bree),
stè:k (L360p Bree),
stèk (L360p Bree),
stèèk (L360p Bree)
|
een steek (van een mes) [ZND 31 (1939)] || steek [ZND m], [ZND m] || steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel in twee punten uitloopt (zoals de militarie steek) [suuberood, severo, tööt] [N 25 (1964)]
III-1-2, III-1-3
|
23306 |
steek met drie hoeken |
bretje (<fr.):
bərèkə (L360p Bree),
tuit:
tuut (L360p Bree)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)]
III-3-3
|
27329 |
steel |
zweepstek:
zwīǝpstɛk (L360p Bree)
|
Het doorgaans houten deel van de zweep dat de voerman in de hand houdt en waaraan het zweepsnoer (cf. lemma Snoer) bevestigd is. [N 13, 95a; monogr.]
I-10
|
26746 |
steel van de heizicht |
steel:
stiǝl (L360p Bree),
stēl (L360p Bree)
|
[N 18, 77b; I, 26g]
II-4
|
32911 |
steel van de hooihark |
rekesteel:
rē̜kǝstēl (L360p Bree),
steel:
stiǝl (L360p Bree)
|
De steel van de houten hooihark; zie de toelichting bij het lemma ''hooihark'' en afbeelding 11, a. Men vindt ook wel stelen die uit een gevorkte tak zijn gesneden, en daarmee de stevigheid verkrijgen die men anders door de verbindingsstukken tot stand brengt; vandaar de vork-benamingen aan het einde van het lemma. [N 18, 92a]
I-3
|