32971 |
stengel, steel |
stengel:
stɛŋǝl (L360p Bree)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
21513 |
sterke / ruwe kerel |
ruwe, een ~:
roewe (L360p Bree)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
25218 |
sterrenbeelden |
avondster:
avondster
de aovendj ster (L360p Bree),
grote beer:
grote beer
de groete beer (L360p Bree),
kleine beer:
kleine beer
de kleine beer (L360p Bree),
morgenster:
morgenster
de merge ster (L360p Bree),
poolster:
poolster
de poolster (L360p Bree)
|
sterrenbeeld [DC 49 (1974)]
III-4-4
|
20323 |
sterven |
creperen:
Bree Wb.
krepère (L360p Bree),
de hoek omgaan:
den hook ómgoan (L360p Bree),
doodgaan:
duud goan (L360p Bree),
hemelen:
hemele (L360p Bree),
kapotgaan:
kapot˲gǭn (L360p Bree),
ophoepelen:
ophiêpele (L360p Bree),
sterven:
sterve (L360p Bree)
|
Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] || sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)]
I-11, III-2-2, III-4-2
|
24822 |
sterven van een plant |
kapot gaan:
kapotgoan (L360p Bree)
|
sterven van een plant [N 38 (1971)]
III-4-3
|
25195 |
sterx |
ster:
star (L360p Bree),
stɛ‧r (L360p Bree)
|
ster [ZND 07 (1924)], [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
32913 |
steunhoutjes tussen steel en balk |
spanner:
spanǝr (L360p Bree),
streef:
strē̜f (L360p Bree)
|
Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c]
I-3
|
29981 |
steunklos |
klos:
klos (L360p Bree)
|
Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.]
II-9
|
21116 |
stevig, gezegd van voedsel |
straf:
straf (L360p Bree)
|
stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
20151 |
stiefdochter |
stiefdochter:
steefdochter (L360p Bree)
|
De dochter van een tweede man of vrouw (stiefdochter) [N 115 (2003)]
III-2-2
|