26703 |
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond |
schabbertengrond:
šabǝrtǝgront (L360p Bree),
turf:
tørǝf (L360p Bree)
|
Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39]
II-4
|
24262 |
veer |
pluim:
plûm (L360p Bree),
plûm(e) (L360p Bree),
trekanker:
trɛk˱aŋkǝr (L360p Bree),
veer:
vaeër (L360p Bree),
vii.r (L360p Bree),
vère (L360p Bree),
vèèr (L360p Bree)
|
pluim || Staaf ijzer die de verbinding vorm tussen enerzijds de buitenmuur met daarop de schieter en anderzijds de binnenmuur, vloer, gording etc. De veer is aan een uiteinde van een oog voorzien en aan de andere zijde plat uitgesmeed. De schieter wordt door het oogvormige uiteinde van de veer gestoken dat buiten de buitenmuur uitsteekt. Het plat uitgesmede gedeelte van de veer wordt met behulp van spijkers op de bovenkant van de balk of op het zijvlak ervan vastgezet. Zie ook afb. 72. [N 31, 38b; N 54, 124c; monogr.] || veer [ZND m] || veer, pluim || veer, veder [Willems (1885)] || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 83 (1981)]
II-9, III-4-1
|
21182 |
veerpont |
veer:
vèèr (L360p Bree)
|
het vaartuig dat dient om voertuigen, personen enz. over een rivier te voeren [pont, veer, pomp, overzet, overzetter, overlaat, vlot] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23659 |
veertigurengebed |
veertigurengebed:
vieertigooregebed (L360p Bree)
|
Het veertigurengebed: de drie dagen = veertig uur durende aanbidding van het uitgestelde Allerheiligste, gehouden b.v. tijdens de carnavalsdagen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34267 |
veestapel |
vee:
vīǝ (L360p Bree)
|
Al het vee dat op een boerenbedrijf aanwezig is. Vergelijk het lemma ''vee'' (13.11) in deze aflevering. [JG 1a, 1b]
I-11
|
34282 |
veevoer verzamelen |
plukken:
plękǝ (L360p Bree),
snijden:
snii̯ǝ (L360p Bree),
sniǝ (L360p Bree)
|
Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.]
I-11
|
33358 |
veevoerkookketel |
voerketel:
vōrkitǝl (L360p Bree)
|
De ketel waarin het voer voor het vee gekookt en gemengd wordt. In deze ketel wordt ook wel de was gekookt. Soms worden het voer voor de koeien en dat voor de varkens in dezelfde ketel bereid, meestal echter niet; zie het lemma "varkensketel" (2.2.11). De ketel kan apart, los zijn of (moderner) vast (als een ronde bak met een deksel en een aftapkraan) met een vuur verbonden zijn dat er onder brandt. Aan dit laatste doen vooral de benamingen stookketel, stoomketel en machinesketel denken. De inhoud is dan 100 liter of meer, de hoogte van het geheel ongeveer 150 cm en de doorsnede ruim 100 cm. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5 A, 35b; N 4, 57; monogr.]
I-6
|
19431 |
vegen, keren |
bezemen:
besseme (L360p Bree),
keren:
kii̯rən (L360p Bree),
kirə (L360p Bree),
kiêre (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree),
vegen:
vège (L360p Bree)
|
de vloer vegen, keren (zonder water) [ZND 34 (1940)] || Door strijken met een bezem, borstel van stof reinigen (keren, vegen, wissen, vagen) [N 79 (1979)] || met de bezem vegen || schoonvegen || uitkeren
III-2-1
|
34244 |
vel op gekookte melk |
vel:
vɛl (L360p Bree)
|
Het vlies dat ontstaat bij afkoeling van gekookte melk. [N 6, 16; L 6, 16; L 14, 23; A 39, 7b]
I-11
|
20943 |
vel op melk |
lies:
leəs (L360p Bree),
vel:
ook mat. van ZND 14, vr. 23
vɛl (L360p Bree)
|
velletje dat op de melk komt bij het koken [ZND B2 (1940sq)] || velletje op melk [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|