34171 |
verkeerd liggen |
in een wrong liggen:
in een wrong liggen (L360p Bree),
verdraaid liggen:
verdraaid liggen (L360p Bree)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
21399 |
verkeren |
lopen met:
dèè leipt möt... (L360p Bree)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20364 |
verkering |
verkering:
verkiêring (L360p Bree),
vrijage:
vri-jajie (L360p Bree)
|
verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20367 |
verkering hebben |
lopen met -:
dèè leipt möt... (L360p Bree),
vrijen:
vri-je (L360p Bree)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
killen:
kille (L360p Bree),
tintelen:
tentələ (L360p Bree)
|
killen (ongevoelig worden van de koude) [ZND B1 (1940sq)] || Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18002 |
verkleumd |
blauw:
blauw van de kau (L360p Bree),
blaw van n kaw (L360p Bree),
stijf:
steif van də kauw (L360p Bree),
sti-jf vanne kauw (L360p Bree),
verkleumd:
verklemd (L360p Bree)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)] || verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
(het heeft het) snot:
snǫt (L360p Bree),
ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he:
ix bén vərkawtj (L360p Bree),
ix bən verkawts (L360p Bree),
verkoud:
vǝrkai̯t (L360p Bree),
verkouds:
ech bən vərkawtš (L360p Bree),
verkaudsj (L360p Bree)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)]
I-9, III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he:
ix héb ənə(n) kaw gepakt (L360p Bree),
kou:
də zølst ēͅjnə kaw pakə (L360p Bree)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
21685 |
verkwanselen |
versjachelen:
ps. omgespeld volgens Frings.
vəršaxələ (L360p Bree)
|
Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21281 |
verkwisten |
verkwisten:
verkwisten (L360p Bree)
|
op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|