e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verschillende knikkerspelen: ringschieten ring doppen: reŋkdobə (Bree), ring schieten: reŋksjētə (Bree) Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] III-3-2
verschillende knikkerspelen: slang schieten slang schieten: slaŋsjētə (Bree) Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] III-3-2
verschuldigd zijn schuld hebben: sjuit höbbe (Bree) Geldschuld, schuld die men nog moet betalen [N 21 (1963)] III-3-1
verse koe versgekalfde koe: vǫrsgǝkau̯wfdǝ kø̄u̯w (Bree), vǫrsgǝkawfdǝ ku (Bree) Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60] I-11
versierde schouderdoek voile (fr.): vo:l (Bree, ... ), voiletje (<fr.): vālke (Bree, ... ), vy(3)̄lkə (Bree, ... ) schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal] [N 23 (1964)] || Schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal]. [N 23 (1964)] III-1-3, III-3-3
versieren (met bloemen) mei planten: de mei plante (Bree), sieren: sere (Bree), versieren: versēren (Bree) Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)] || Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)] || Versieren. [Willems (1885)] III-3-2
versiersel sieraad: seeroad (Bree), siersel: seersel (Bree), Ook verseersel.  seersel (Bree), smeer: smiêr (Bree), versiersel: verseersel (Bree, ... ) om iets te tooien || sieraad || Versiersel. Voorwerpen die tot versiering dienen [sier(sel), smeer, (op)smuk, opmaak, opschik, tooi] [N 114 (2002)] || voorwerpen die tot versiering dienen [sier, smeer, smuk, opsmuk, opschik, tooi] [N 86 (1981)] III-1-3
versleten schoffig: sjöffig (Bree), versleten: verslîête (Bree), Waat viêr ein aud fegkelke hauw zi-j aan!  versliête kleijer (Bree) door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)] || Versleten. Door lang gebruik stuk gegaan, niet meer bruikbaar, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 114 (2002)] III-1-3
versnijden versnijden: vǝrsnījǝ (Bree) Een muur vanaf een bepaald punt minder dik verder bouwen, bijvoorbeeld door van tweesteens naar anderhalfsteens of, volgens de invullers uit L 320a en L 382, van steens naar halfsteens over te gaan. [N 31, 46a] II-9
verstand bezei: bezej (Bree), geest: dat wi-jfke is op hèren auwerdòm nog hiël good van geist Syn. Ze is nog hiêl good bi-j ter hère  geist (Bree), verstand: verstand (Bree) het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)] || rede, verstand III-1-4