26456 |
voorbijligging |
voorbij:
vǝrbī. (L360p Bree)
|
Wanneer een gebogen kerf aan de buitenkant van de steen 8 tot 10 cm voorbij haar beginpunt aan het kropgat ligt, noemt men dit verschil de voorbijligging. De voorbijligging wordt gemeten met een mal, een houten plank met de kromming van de kerf en aan het uiteinde enkele gaten. Een van die gaten plaatst men in het midden van de steen om hem in panden te verdelen of om te zien of de voorbijligging nog juist is. [Jan 211; Coe 182]
II-3
|
24956 |
voorde, doorwaadbare plaats |
doorsteek:
duursteek (L360p Bree)
|
doorwaadbare plaats in een water [waaistap, gewad, doorsteek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23905 |
voorgeborchte |
voorgeborchte:
viergeborrgte (L360p Bree)
|
Het voorgeborchte van de hel [vörgebörchte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
30092 |
voorgevel |
buitenmuur:
bø̜jtǝ[muur] (L360p Bree)
|
De muur die de voorzijde van het bouwwerk vormt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 33a; monogr.]
II-9
|
29951 |
voorhamer |
voorhamer:
virhamǝr (L360p Bree)
|
Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.]
II-11
|
17747 |
voorhoofd |
kop:
də o.rə van ze.uə kop (L360p Bree),
voorhoofd:
də òrə van zə ví:ərheit (L360p Bree),
voorkop:
de orren van ziene virkop (L360p Bree)
|
de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
17718 |
voorhuid |
eikel:
eikel (L360p Bree)
|
voorhuid van de penis [N 10c (1995)]
III-1-1
|
31263 |
voorijzer |
voorijzer:
vī.rejzǝr (L360p Bree)
|
Hoefijzer voor de voorhoef van het paard. De vorm van het voorijzer is doorgaans ronder dan dat van het achterijzer. Zie ook afb. 223a. [N 33, 353; N 33, 354a; monogr.]
II-11
|
20065 |
voorjaarszonnebloem |
zonnebloem:
Bree Wb.
zònnebloom (L360p Bree)
|
Voorjaarszonnebloem (dronicum oriëntale). De stengel is soms wel 1 m hoog. De bladeren zijn toegespitst eivormig, de stengel omvattend; de korfjes 37 tot 50 mm, geel gekleurd (sluiterke, kleine zonnebloem, reebokkruid, gemzewortel).(Doronicum oriëntale Ho [N 92 (1982)]
III-2-1
|
34101 |
voorklauw |
teen:
tiǝn (L360p Bree),
voorklauw:
vɛrklaw (L360p Bree)
|
Het voorste deel van de hoef. [N 3A, 119b]
I-11
|