e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijk lam germpje: gɛrǝmkǝ (Bree) [L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.] I-12
vrouwelijk schaap in het algemeen germ: gø̜rm (Bree), gęrǝm (Bree), gɛrm (Bree), ooi: ou̯i̯ (Bree), ou: ǭu̯ (Bree), schaap: schaap (Bree), šǭp (Bree) De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.] I-12
vrouwelijk varken zeug: zȳx (Bree), zøu̯.x (Bree), zog: zux (Bree), zoog: zuǝx (Bree), zōx (Bree), zūi̯.x (Bree), zūǝ.x (Bree) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke duif wijfje: wiefke (Bree), wifkə (Bree), wijfjesduif: wējfkəsduəv (Bree) Duif, vrouwelijk. [ZND 39 (1942)] || Duivinne [ZND B2 (1940sq)] || Wijfjesduif. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
vrouwelijke eend pul: pęl (Bree) [L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.] I-12
vrouwelijke gans pul: pęl (Bree) [A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.] I-12
vrouwelijke geit geit: gęi̯.t (Bree), germ: gęrǝm (Bree) [N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.] I-12
vrouwelijke hond, teef moer: mōr (Bree), teef: tēf (Bree) teef [Goossens 1b (1960)] || vrouwelijke hond [ZND 03 (1923)] III-2-1
vrouwelijke kat moer: mōr (Bree) moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] III-2-1
vrouwelijke kip hen: hen (Bree), hoen: hun (Bree), hōn (Bree) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12