e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wasknijper lijnwaadspang: leͅi̯vətspaŋə (Bree), lijnwaadspinnetje: li-jvespinke (Bree), pinnetje: pinke (Bree), ook kortweg  pinke (Bree), waspinnetje: waspenkəs (Bree) klemmende houtjes om de wasch op de drooglijn vast te maken [ZND 36 (1941)] || wasknijper III-2-1
waslijn wasdraad: Mo zag: Vèèg mich de wasdroad ins driêg, dan kan ich seffes het li–jvendsj bûtenhange  wasdroad (Bree) waslijn III-2-1
wasmand lijnwaadsmand: lējvǝsman (Bree), wasmand: wasman (Bree) In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.] II-12
wastobbe, wasteil bassin: geen woord voor teil  bəsɛŋ (Bree), tob: top (Bree) teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || tobbe [ZND m] III-2-1
wasvrouw wasvrouw: was˃vroͅu̯ (Bree) wasvrouw [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
waterblaas waterblaas: wātǝrblǭǝs (Bree) De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a] I-11
waterdamp, wasem damp: damp (Bree), domp: soms hoort men dimp  dòmp (Bree), wasem: wasem (Bree, ... ), wāsəm (Bree) damp [ZND 33 (1940)] || Zichtbaar gasmengsel dat bij het koken van water opstijgt (damp, blaak) [N 79 (1979)] III-2-1
waterdichte laars klover: (kluivers?) [sic]  kløͅüvərs (Bree), vissersbot: vössersbotte (Bree) laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)] III-1-3
waterdorpel vensterdorpel: venstǝrdø̜rpǝl (Bree), vęnstǝrdørpǝl (Bree) Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.] II-9
watergoot bij bovenslagmolens kandel/kanjel: kā.njǝl (Bree) Goot ter breedte van het molenrad, die bij bovenslagmolens het water tot boven het rad voert. Zie ook afb. 72. [Jan 48; Coe 52; Grof 76] II-3