e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilgenkatje katje: ketsje (Bree), keͅtjəs (Bree), (mv)  ketsjes (Bree), Bree Wb.  ketsjes (Bree) De aarachtige bloeiwijze van sommige bomen, katje (kat, katje, poeske, prop, stop, knop). [N 82 (1981)] || katje, bloeiwijze || katjes v. sommige bomen [ZND 34 (1940)] || wilg, bloeiwijze van [DC 68 (1993)] III-4-3
wilgensoorten treurwilg: trèrwileg (Bree) treurwilg [ZND m] III-4-3
wilgenteen wijme: wi-jm (Bree), wis: Bree Wb.  wis (Bree) De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)] || wilgeteen III-4-3
wimper plimp: plempə (Bree), wimpel: wimpels (Bree) lange wimpers (haartjes aan de oogleden) [ZND 34 (1940)] III-1-1
wind scheet: sjiêt (Bree), veest: veest (Bree), windje: wijndsje (Bree) Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)] III-1-1
wind (alg.) wind: weͅntj (Bree), wi-jndsj (Bree) wind [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
winderig weer daar is veel wind: doa is vèèl wi-jntsj (Bree), doa’s vèèl wi-jndsj (Bree), ruw (weer): rūw (Bree) winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)] || winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)] III-4-4
windhoos hooimouw: hy(3)̄jmøͅË™w (Bree), houwmouw: huymouw (Bree) klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)] III-4-4
windroeden wissen: wesǝ (Bree) Twijgen die men vastbindt op de naden van de dakschilden om het verwaaien van de dakbedekking tegen te gaan. De bandgaarden werden in L 291 vastgebonden met 'wijden' ('wijǝ') of 'witsen' ('wetsǝ'), in K 353 met 'dekbanden' ('dęk˱banǝ'). In K 316 gebruikte men 'dekgaarden' ('d'k˲gšrǝ') om het stro over de hele lengte van het dak vast te leggen. [N F, 10; N 4A, 34d; monogr.] II-9
windstilte daar is geen wind: doa is geine wi-jndsj (Bree), windstil (weer): ⁄t is wi-jndsjstil (Bree) windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4