e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

Gevonden: 6062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bont geruite langwerpige omslagdoek plag: plag (Bree), plak (Bree) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3
bonte koe met rode kop blaarkop: blǭrkǫp (Bree) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a] I-11
bontkraag bonte kraag: bontəkrāg (Bree), pelsen col (fr.): pə:lsəkoͅl (Bree) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel bontmantel: bontmāntəl (Bree), pelsjas: pə:lsjas (Bree) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
bonzen bonzen: bónze (Bree) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
boodschappenmand commissiekalbas: kǝmesikǝlbas (Bree), kalbas: kǝlbas (Bree), korfje: kø̜rfkǝ (Bree) Hengselmand waarmee de boodschappen worden gedaan. [N 20, 50; N 40, 111; N 40, 113; N 40, add.; monogr.] II-12
boog boog: baog (Bree), bohch (Bree), bōōg (Bree), bô.ch (Bree), beegske  bōͅg (Bree, ... ), strek: strek (Bree), versieringsboog: vǝrsēreŋs˱boǝx (Bree) boog [GTRP (1980-1995)], [RND] || Boog. [Willems (1885)] || Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] II-9, III-3-2
boogschuttersgilde doel: den doel (Bree), schutten (mv.): sjötte (Bree) De schutters of de schutterij. || Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)] III-3-2
boom (alg.) boom: bou̯m (Bree), buim (Bree) boom [RND] III-4-3
boomgaard bongerd: boŋərt (Bree), bó.ŋird (Bree), boomgaard: bōmərt (Bree), gaard: gèrd (Bree) boomgaard [ZND 01 (1922)] I-7