e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zich aanstellen blagueren (<fr.): vgl. Bree Wb. (pag. 86): blagère, pochten, opscheppen (AN brageren = pronken).  blagère (Bree), zich doen opmerken: zich doon opmörke (Bree) zich aanstellen [N 102 (1998)] III-3-1
zich bedenken zich bedenken: zich bedènke (Bree) van besluit veranderen, van zijn mening terugkomen [zich bedenken, fineren] [N 85 (1981)] III-1-4
zich gedragen zich voegen: zich vege (Bree) zich goed gedragen [zich voegen, zich gevoegen] [N 85 (1981)] III-1-4
zich haasten rap zijn: rap zen (Bree), zich spoeden: zich spoje (Bree), ós spōjə(n) (Bree) Zich haasten (zich haasten, zich spoeden, spujen) [N 108 (2001)] || Zich haasten. We moeten ons haasten om de bus te halen. [Lk 05 (1955)] III-1-2
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon het hoog in zijn stern hebben: het huug in zi-jn ster höbbe (Bree), kakmadam: ki-jk mich doa de kakmedammeke ins möt hèèr huug hekskes iêver de stroat wagkele  kakmedam (Bree), kaskenade hebben: kiskenade höbbe (Bree) een vertoon van grootheid [kasgenade, geneuk, paret] [N 85 (1981)] || hovaardig en aanstellerig vrouwmens || zich heel wat inbeeldend, een te hoge mening van zich zelf hebben [veel kak hebben, veil hebben, ophangen, veel gasconnades veil hebben] [N 85 (1981)] III-1-4
zich inbeelden zich inbeelden: ook materiaal znd 27, 39  zich inbeelen (Bree) inbeelden [ZND 01 (1922)] III-1-4
zich kwaad maken zich kwaad maken: zich koad make (Bree) zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)] III-1-4
zich moeilijk laten melken lastig te melken zijn: (de koe) es lęstex tǝ mølkǝ (Bree), taai melken: (de koe) mø̄lkt tęj (Bree) Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71] I-11
zich niet lekker voelen zich aardig voelen: zich arig vele (Bree), zich niet goed voelen: zich neet good vele (Bree, ... ) Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, niet goed, misselijk). [N 107 (2001)] || Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)] III-1-2
zich over de rug wentelen (zich) wentelen: węi̯njtjǝlǝ (Bree) Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69] I-9