e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

Gevonden: 6062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwavelstok solferstekje: soͅlfərstɛkske (Bree), stekje: stekske (Bree), stɛkskə (Bree), zwegeltje: zwigəlkə (Bree) zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)] III-2-1
zweep gesel: gęi̯.sǝl (Bree), karwats: karwatš (Bree), smik: smek (Bree), zweep: zwēp (Bree) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweep van de koeherder gesel: gē̜i̯sǝl (Bree), gęi̯sǝl (Bree), klets: klęts (Bree) Zweep om bijvoorbeeld de koeien naar de stal te brengen. [N 18, 146] I-11
zweer zweer: zwèèr (Bree, ... ) Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
zweet zweet: zweît (Bree), zweͅit (Bree) zweet [N 10 (1961)] III-1-2
zwellen zwellen: zwellen (Bree) zwellen [ZND m] III-1-2
zwemblaas luchtblaasje: Bree Wb.  lochtblèèske (Bree), zwemblaas: zwömbloas (Bree) Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)] || zwemblaas. Hoe noemt men de blaas van een vis, het met lucht gevuld orgaan dat de vis in staat stelt in het water te zweven. [N102 (1998)] III-4-2
zwemmen zwemmen: swömən (Bree), z(w)Eme (Bree), zwemmen (Bree), zwé2men (Bree) zwemmen [GTRP (1980-1995)], [RND] || Zwemmen. [Willems (1885)], [ZND m] III-3-2
zwenghout dubbel eghaam: dǫbǝlǝn ē̜i̯gām (Bree), eghaam: ē̜gām (Bree) Dwarshout dat aan de voorkant van kar- of wagenbodem (bij de wagen eventueel ook aan de dissel) is bevestigd en waaraan de hachten of trekkettingen van het paard vastgemaakt worden. Volgens een informant wordt het trekhout "alleen dan bij de kar gebruikt als het paard de haam tijdelijk niet kan dragen, en het borsttuig moet gebruiken, waarbij trekhout niet gemist kan worden". Informanten uit K 314, L 294 en Q 176a melden ook dat het trekhout zelden of nooit bij de kar gebruikt wordt - bij een kar met berries gaat het ook niet -, maar wel bij de wagen. Ook aan de ploeg en de eg kan een dergelijk dwarshout gehangen worden. De benamingen hiervoor stemmen overeen met die voor het zwenghout voor de wagen. De hier opgenomen kaart is gebaseerd op het materiaal van dit lemma en van het lemma zwenghout en spoorstok in wld I.2. [N 17, 69a; N G, 65a; monogr] I-13
zwenghout, spoorstok eeghaam: ē̜i̯xhām (Bree), eghaam: ęi̯qām (Bree), ęqām (Bree) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2