24115 |
broederschap van de heilige kindsheid |
kindsheid:
kinsheid (L360p Bree)
|
De broederschap van kinderen die als doel had de heidense kinderen, vooral die in China, op te voeden, Broederschap der H. Kindsheid [Hèllige Kinsheid]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34506 |
broedhen |
broedheks:
brēi̯hɛks (L360p Bree)
|
Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34502 |
broeds |
broeds:
brēts (L360p Bree)
|
Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.]
I-12
|
34505 |
broedse kip die men niet wil laten broeden |
broedheks:
brē̜i̯hęks (L360p Bree)
|
[N 19, 43b]
I-12
|
24133 |
broedsel |
broedsel:
brōtsǝl (L360p Bree)
|
[L A2, 357; monogr.]
I-12
|
18744 |
broek |
boks:
boks (L360p Bree)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|
18540 |
broek met split |
fluitjesbroek:
fleͅitšəsboks (L360p Bree)
|
broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
boks (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree,
L360p Bree,
L360p Bree),
boks- boksə- bekskə (L360p Bree),
bōks (L360p Bree),
buks (L360p Bree),
bòks (L360p Bree),
bóks (L360p Bree, ...
L360p Bree),
korte oo
bŏks (L360p Bree),
o tussen korte gewone o en o van beau
boks (L360p Bree)
|
broek [ZND 01 (1922)], [ZND m] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)]
III-1-3
|
33985 |
broekkettingen |
kettinkjes van de achterhaam:
kø̜teŋskǝs ˲van ǝn axtǝrhām (L360p Bree)
|
Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79]
I-10
|
18423 |
broekspijp |
boksenpijp:
boksəpejpə (L360p Bree),
bóksepi-jpe (L360p Bree),
pijp:
pējpə (L360p Bree),
pi-jp (L360p Bree)
|
broekspijp || pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|