e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

Gevonden: 6062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broederschap van de heilige kindsheid kindsheid: kinsheid (Bree) De broederschap van kinderen die als doel had de heidense kinderen, vooral die in China, op te voeden, Broederschap der H. Kindsheid [Hèllige Kinsheid]. [N 96D (1989)] III-3-3
broedhen broedheks: brēi̯hɛks (Bree) Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
broeds broeds: brēts (Bree) Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.] I-12
broedse kip die men niet wil laten broeden broedheks: brē̜i̯hęks (Bree) [N 19, 43b] I-12
broedsel broedsel: brōtsǝl (Bree) [L A2, 357; monogr.] I-12
broek boks: boks (Bree) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek met split fluitjesbroek: fleͅitšəsboks (Bree) broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] III-1-3
broek: algemeen boks: boks (Bree, ... ), boks- boksə- bekskə (Bree), bōks (Bree), buks (Bree), bòks (Bree), bóks (Bree, ... ), korte oo  bŏks (Bree), o tussen korte gewone o en o van beau  boks (Bree) broek [ZND 01 (1922)], [ZND m] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
broekkettingen kettinkjes van de achterhaam: kø̜teŋskǝs ˲van ǝn axtǝrhām (Bree) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekspijp boksenpijp: boksəpejpə (Bree), bóksepi-jpe (Bree), pijp: pējpə (Bree), pi-jp (Bree) broekspijp || pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3